Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 29 november 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:5923
LIA c.s./Coöperatie van vernigingen van leraren en ander onderwijspersoneel U.A.
Feiten
LIA is een werknemersorganisatie die de belangen van leraren in het voortgezet onderwijs behartigt. Haar ledenbestand bestaat uit rechtspersonen die datzelfde kwaliteitsdoel nastreven.
De Onderwijscoöperatie beschikt over een vrijwillig lerarenregister. De Onderwijscoöperatie heeft met de wetgever onderhandeld over de nieuw in te voeren Wet beroep leraar en lerarenregister. Deze wet verplicht leraren zich te registreren in een register, dat op 1 augustus 2018 operationeel dient te zijn. De Onderwijscoöperatie is door de wetgever aangewezen om registratiecriteria voor het wettelijk lerarenregister op te stellen. Op 14 december 2016 heeft de Onderwijscoöperatie een algemene ledenvergadering gehouden, waarbij drie van haar leden aanwezig waren, te weten AOB, CNVo en PVVVO. Deze leden hebben ten gunste van een statutenwijziging gestemd. FvOv en BON waren niet op de ALV aanwezig. Op 22 februari 2017 is de lerarenregisterwet aangenomen. Op 21 maart 2017 heeft het bestuur van de Onderwijscoöperatie het Verkiezingsreglement Deelnemersvergadering vastgesteld. Van 4 september 2017 tot en met 24 september 2017 heeft de Onderwijscoöperatie verkiezingen gehouden met het oog op de benoeming van de 24 afgevaardigden van de Deelnemersvergadering. Naar aanleiding daarvan zijn eisers sub 2 tot en met 5 verkozen tot afgevaardigden van de Deelnemersvergadering. Op 2 oktober 2017 heeft eiser sub 4 een bezwaar ingediend bij de Onderwijscoöperatie tegen de verkiezingsuitslag. De Onderwijscoöperatie heeft tevens een aantal andere bezwaren ontvangen. Op basis van een eindverslag heeft de Onderwijscoöperatie geconcludeerd dat de verkiezingsuitslag gehandhaafd kan blijven en geweigerd het resultaat van de verkiezingen ongeldig te verklaren. LIA c.s. vordert onder meer dat de voorzieningenrechter de Onderwijscoöperatie verbiedt om gebruik te maken van de uitkomst van de verkiezingen.
Oordeel
Besluit tot statutenwijziging vernietigbaar?
LIA c.s. beroept zich op artikel 2:15 lid 1 onderdeel a BW. Aan het beroep op de vernietigbaarheid ligt de stelling ten grondslag dat BON niet voor de statutenwijziging heeft gestemd. Vast staat dat BON in het geheel niet in de stemming is betrokken. In dit kort geding kan in deze deelkwestie slechts in het voordeel van LIA c.s. worden beslist, indien in zodanige mate waarschijnlijk is dat die kwestie, indien door de bodemrechter beslist, in het voordeel van LIA c.s. uit zal vallen, dat daarop thans mag worden vooruitgelopen. Daartoe bestaat onvoldoende grond, gezien het door de Onderwijscoöperatie gevoerde verweer (dat BON geen lid meer is) en de onderbouwing daarvan.
Verkiezingen in strijd met de statuten?
Het is duidelijk dat de Onderwijscoöperatie bij het organiseren van de verkiezingen heeft geprobeerd een zo groot mogelijke groep leraren te bereiken. Door LIA c.s. is niet gesteld en ook is niet anderszins gebleken dat er voor de Onderwijscoöperatie een mogelijkheid bestond om de verkiezingen op een alternatieve wijze te organiseren die beter recht deed aan het bedoelde uitgangspunt. De voorzieningenrechter ziet in zoverre dan ook onvoldoende grond om op voorhand aan te nemen dat de manier waarop de Onderwijscoöperatie de verkiezingen heeft georganiseerd ondeugdelijk is.
Verkiezingsreglement geldig?
Op basis van de artikelen kan volgens LIA c.s. niet een Deelnemersvergadering in het leven worden geroepen. LIA c.s. wordt hierin niet gevolgd. Gelet op de definitie en de artikelen 25a en 25b van de nieuwe statuten, is het onmiskenbaar de strekking van de statutenwijziging geweest, dat daarbij de Deelnemersvergadering – in formele zin – in het leven werd geroepen.
Verkiezingen in strijd met verkiezingsreglement?
LIA c.s. voert vervolgens aan dat de verkiezingen in strijd zijn met het verkiezingsreglement, omdat het stemrecht op ondeugdelijke en onjuiste wijze is toegekend. De gang van zaken, in onderling verband gewogen en beoordeeld, leidt tot het oordeel dat vooralsnog van de statutaire geldigheid van de verkiezingen (en de daaruit voortgevloeide uitslag) moet worden uitgegaan en dat aan de wijze waarop die verkiezingen zijn georganiseerd niet een zodanig ernstig gebrek kleeft dat de Onderwijscoöperatie gehouden is om die uitslag terzijde te laten. Daarbij weegt in het voordeel van de Onderwijscoöperatie mee dat LIA c.s. niet (voldoende) heeft gesteld op welke andere wijze de verkiezingen (tijdig) hadden kunnen plaatsvinden.