Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 4 december 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:9024
verzoekster/Healthy Entrepeneurs B.V. c.s.
Feiten
Verzoekster was gehuwd met werknemer. Werknemer was per 1 januari 2013 in dienst getreden bij HE. Op 28 april 2013 is werknemer in opdracht van HE naar bedrijf X in Haïti gereisd, alwaar hij tot 3 mei 2013 werkzaamheden voor HE heeft verricht. Tijdens zijn verblijf werkte en verbleef werknemer op de compound van de familie Y. Hier is hij gebeten door een niet tegen rabiës ingeënte pup, die reeds eerder was aangevallen door een ander dier. Op 5 mei 2013 is werknemer teruggekeerd in Nederland. Vanaf 19 juni 2013 ontwikkelde werknemer verschijnselen van rabiës. Op 21 juni 2013 is hij in het ziekenhuis opgenomen. Pas op 24 juni 2013 is aan HE medegedeeld dat werknemer in Haïti was gebeten door een hond en dat hij is gediagnosticeerd met rabiës. Na behandeling is werknemer op 15 juli 2013 aan de gevolgen van rabiës overleden. HE heeft onder meer een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven afgesloten bij NN. Op 20 november 2015 heeft Laumen Expertise een rapport uitgebracht, waaruit volgt dat het gederfd levensonderhoud van verzoekster en haar gezin € 320.543,80 bedraagt. Verzoekster verzoekt onder meer voor recht te verklaren dat verweerders (HE en NN) aansprakelijk zijn te houden voor de schade door overlijden van werknemer. Ter zitting van 6 november 2017 hebben partijen de kantonrechter verzocht zich ook erover uit te laten of sprake is van eigen schuld.
Oordeel Vast staat dat werknemer in opdracht van HE naar Haïti is gereisd, alwaar hij werkte en verbleef op de compound van de familie Y. Onbetwist is gebleven dat werknemer op 4 mei 2013 geen werkzaamheden meer heeft verricht, maar dat hij in afwachting van zijn terugvlucht met de familie heeft ontbeten en vervolgens al fotograferend een wandeling over de compound heeft gemaakt. Tijdens deze wandeling is hij gebeten door de jonge hond. Op grond hiervan moet worden geconcludeerd dat het ongeval niet tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden is gebeurd als bedoeld in artikel 7:658 BW. Nu HE werknemer had opgedragen om zijn werkzaamheden op de compound te verrichten en aldaar ook te verblijven, heeft het verblijf op de compound wel een zodanige nauwe samenhang met deze werkzaamheden, dat gedurende zijn gehele verblijf op de compound op HE de uit artikel 7:611 BW voortvloeiende verplichting rustte om zich jegens werknemer als goed werkgeefster te gedragen, waaronder het zorgdragen voor een veilige omgeving. Deze verplichting is HE niet voldoende nagekomen. Vast staat immers dat tijdens het verblijf van werknemer een niet tegen rabiës ingeënte pup op de compound rondliep, die, omdat de compound niet volledig omheind was, gebeten kon worden door een ander (wild) dier, daardoor besmet kon raken met het rabiësvirus, terwijl hij gewoon benaderbaar bleef voor werknemer en hij niet gewaarschuwd is voor de gebeten hond. Hoe uitzonderlijk en niet voorzien de bovenstaande situatie ook is geweest, werknemer is op dat moment op de compound blootgesteld aan een onaanvaardbaar groot besmettingsgevaar. HE is onder deze omstandigheden aansprakelijk voor de uit de beet van de hond voortgekomen schade. HE en NN voeren verder aan dat sprake is van eigen schuld, omdat werknemer ervoor heeft gekozen zich niet van tevoren tegen rabiës in te enten en zich nadat hij door de pup was gebeten niet direct heeft laten onderzoeken door een arts, ook niet toen hem dat werd geadviseerd door de familie Y. Geconcludeerd wordt dat als werknemer, bij voorkeur binnen 48 uur na de beet, maar in ieder geval voordat het rabiësvirus klinisch was geworden, zich hiertegen had laten behandelen, een kans had bestaan dat hij het virus had overleefd. Derhalve is de vraag aan de orde of de omstandigheid dat werknemer zich niet zo snel mogelijk medisch heeft laten behandelen, hem in redelijkheid is toe te rekenen. De inschatting is dat een redelijk mens zich, nadat hij door een hond tot bloedens toe in zijn hand was gebeten, zo snel mogelijk tot een dokter had gewend, al was het alleen al vanwege het (ook in Nederland) dreigende tetanusgevaar. Nu werknemer niet zo snel mogelijk naar een arts is gegaan en niet kan worden uitgesloten dat hij, als hij zich eerder had laten behandelen door een arts, niet was overleden ten gevolge van de hondenbeet, is sprake van eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW. Partijen hebben zich echter over de mate daarvan en over de billijkheid om een andere verdeling toe te passen niet (voldoende) uitgelaten. Partijen zullen daarom alsnog in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover uit te laten. Alle overige beslissingen zullen worden aangehouden.