Naar boven ↑

Rechtspraak

Alliander N.V./werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 3 juni 2015
ECLI:NL:RBNHO:2015:4363

Alliander N.V./werknemer

Uitleg vaststellingsovereenkomst. Werknemer schiet toerekenbaar tekort door in strijd met vaststellingsovereenkomst een WW-uitkering aan te vragen. Werknemer is gehouden ontvangen WW-uitkering terug te storten aan werkgever en schade te vergoeden. Verwijzing schadestaatprocedure.

Feiten

Werknemer is op 1 maart 2001 in dienst getreden bij Alliander, als medewerker service support B. Per 1 juni 2013 is zijn functie komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie. Werknemer heeft afgezien van begeleiding naar ander werk en gekozen voor beëindiging van het dienstverband met uitbetaling van een vergoeding. In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat Alliander aan werknemer een ontslagvergoeding zou voldoen van € 101.776 bruto. Alliander vordert – na vermeerdering van eis – dat de kantonrechter werknemer veroordeelt tot betaling van € 45.640, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. Zij legt aan de vordering primair – kort weergegeven – ten grondslag dat werknemer toerekenbaar tekort is geschoten door in weerwil van de gemaakte afspraken toch een WW-uitkering aan te vragen. Partijen verschillen van mening over wat partijen in artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst overeen zijn gekomen. Alliander stelt dat werknemer heeft afgezien van zijn gehele WW-recht, terwijl werknemer stelt dat hij slechts heeft afgezien van zijn recht op een bovenwettelijke WW-uitkering.

Oordeel

Aan de hand van het Havlitex-criterium oordeelt de kantonrechter dat werknemer voldoende voorgelicht is door Alliander. Werknemer heeft uit de brieven en verklaringen van Alliander kunnen en moeten begrijpen dat hij met zijn keuze voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft afgezien van zijn recht op WW en niet alleen van het bovenwettelijke deel van de WW. Door alsnog en in weerwil van de vaststellingsovereenkomst toch een WW-uitkering aan te vragen is werknemer tekortgeschoten in de nakoming van (art. 6 van) deze vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn in artikel 6 voorts overeengekomen dat werknemer in dat geval de alsnog verkregen WW-uitkering per omgaande aan Alliander dient terug te storten en verantwoordelijk is voor de volledige schade. Nu werknemer dit ondanks sommatie daartoe niet heeft gedaan, is werknemer ook in deze tekortgeschoten ten opzichte van Alliander. Werknemer zal worden opgedragen de door hem ontvangen WW-uitkering per omgaande aan Alliander terug te storten. Wat betreft de door Alliander geleden en te lijden schade (op grond van wanprestatie ex art. 6:74 BW) bestaat thans onduidelijkheid. Door Alliander is de schade gesteld op de door het UWV bij haar in rekening gebrachte bedragen, voor zover die de door werknemer (terug)betaalde bedragen te boven gaan. Werknemer heeft daartegen ingebracht dat gelet op artikel 23 WW de eventuele – als gevolg van het ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar – intrekking van de WW-uitkering van werknemer niet kan leiden tot een intrekking met terugwerkende kracht. Op grond van artikel 108 lid 1 onderdeel j van de Wet financiering sociale verzekeringen verleent het uitvoeringsfonds voor de overheid op verzoek van de werkgever een door het UWV te betalen vergoeding van de schade die de werkgever lijdt door toepassing van artikel 23 WW en de daaraan verbonden uitvoeringskosten. Werknemer stelt aldus dat, op het moment dat het beroep gegrond wordt verklaard en blijkt dat het UWV geen uitkering had mogen toekennen aan werknemer, Alliander geen schade lijdt. Het is dan het UWV die de rekening gepresenteerd krijgt. Nu Alliander deze stelling van werknemer niet heeft betwist en de schade thans nog niet vast te stellen is nu nog niet vaststaat over welke periode werknemer de WW-uitkering definitief toegekend zal krijgen, zal de kantonrechter de vordering wat betreft de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure. De vordering tot betaling van de wettelijke rente wordt toegewezen.