Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemsters/Vérian Care & Clean B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 1 december 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:10525

werkneemsters/Vérian Care & Clean B.V.

Zorgmedewerksters hebben geen recht op transitievergoeding. Terugwerkende kracht cao gaat niet zover dat deze kan ingrijpen in een arbeidsovereenkomst die is geëindigd vóór de totstandkoming en aanmelding van de cao. Uitleg incorporatiebeding. Wachtgeldregeling is voorziening als bedoeld in Bot.

Feiten

Drie werkneemsters zijn allen voor onbepaalde tijd in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) Vérian. Zij zijn allen lid van CNV Zorg en Welzijn. In de tussen de rechtsvoorgangster van Vérian en werkneemsters gesloten arbeidsovereenkomsten zijn verschillende incorporatiebedingen opgenomen. De arbeidsovereenkomsten van werkneemsters zijn tegen 1 juli 2016 wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. In deze zaak gaat het om de vraag of, zoals werkneemsters hebben gesteld en Vérian gemotiveerd heeft betwist, Vérian aan werkneemsters een transitievergoeding verschuldigd is. Partijen doen een beroep op de cao VVT 2014-2016, de cao VVT 2016-2018 en de cao Transitievergoeding VVT. De kantonrechter heeft de verzoeken van werkneemsters afgewezen.

Oordeel

Terugwerkende kracht cao VVT 2016-2018

De eerste beroepsgrond is gericht tegen het door de kantonrechter vastgestelde feit dat op de arbeidsovereenkomsten van werkneemsters laatstelijk de cao VVT 2014-2016 van toepassing was. Volgens werkneemsters was laatstelijk de cao VVT 2016-2018 op hun arbeidsovereenkomsten van toepasing. De cao VVT 2016-2018 is na 30 juni 2016 aangegaan en is op 3 januari 2017 aangemeld bij het ministerie van SZW. Cao-partijen hebben terugwerkende kracht (tot 1 april 2016) aan deze cao toegekend. Vast staat dat CNV Zorg en Welzijn partij was bij de cao VVT 2016-2018. Tussen partijen is niet in geschil dat de cao VVT 2016-2018 na de beëindiging van het dienstverband van werkneemsters tot stand is gekomen. Ook staat vast dat deze cao op 3 januari 2017 is aangemeld bij het ministerie van SZW. Weliswaar hebben cao-partijen terugwerkende kracht aan de cao VVT 2016-2018 toegekend tot 1 april 2016, maar die terugwerkende kracht gaat niet zover dat deze kan ingrijpen in een arbeidsovereenkomst die is geëindigd zowel vóór de totstandkoming van de cao VVT 2016-2018 als vóór de aanmelding van deze cao. Hetgeen hiervoor is overwogen zou slechts anders kunnen zijn indien werkneemsters op grond van de in hun arbeidsovereenkomsten opgenomen incorporatiebedingen aan de cao VVT 2016-2018 gebonden (zouden kunnen) zijn. De vraag is hoe de incorporatiebedingen in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst moeten worden uitgelegd.

Uitleg incorporatiebeding

Het hof is van oordeel dat de uitleg van dit beding dient te geschieden aan de hand van de zogenaamde Haviltex-norm. Het hof overweegt dat (de rechtsvoorganger van) Vérian en werkneemsters zich bij het sluiten van de arbeidsovereenkomsten met het daarin vermelde incorporatiebeding jegens elkaar hebben verbonden toepassing te geven aan de cao ‘zoals deze thans is vastgesteld’/‘zoals deze thans luidt’, waarmee de destijds bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst geldende cao is bedoeld. Ook hebben zij zich met dit beding verbonden de toepasselijkheid van opvolgende versies van deze cao te aanvaarden. Daarop duiden de in deze bedingen gebezigde bewoordingen ‘respectievelijk de collectieve arbeidsovereenkomst zoals deze gedurende de arbeidsovereenkomst zal worden gewijzigd‘/‘respectievelijk de collectieve arbeidsovereenkomst zoals deze gedurende de arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd’. Aan de aanvaarding van opvolgende versies van de cao is door de woorden ‘gedurende de arbeidsovereenkomst’ echter een beperking gesteld. Dit betekent dat de in het beding vermelde woorden ‘de cao zoals deze thans is vastgesteld’/‘zoals deze thans luidt’ en ‘de cao zoals deze respectievelijk gedurende de arbeidsovereenkomst zal worden gewijzigd’/‘respectievelijk de collectieve arbeidsovereenkomst zoals deze gedurende de arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd’, in onderling verband en samenhang beschouwd, naar het oordeel van het hof zo moeten worden uitgelegd dat gedurende de arbeidsovereenkomst de laatst geldende cao onderdeel van de arbeidsovereenkomsten is en van toepassing blijft totdat – gedurende de arbeidsovereenkomst – een nieuwe cao wordt aangegaan, die dan deel gaat uitmaken van de arbeidsovereenkomst. Anders dan werkneemsters hebben aangevoerd brengt het voorgaande mee dat wanneer na het einde van het dienstverband een nieuwe cao wordt aangegaan, waaraan terugwerkende kracht wordt toegekend tot een datum die is gelegen binnen de inmiddels geëindigde arbeidsovereenkomst, dit er niet toe kan leiden dat de gewijzigde bepalingen van deze nieuwe cao op de inmiddels geëindigde arbeidsovereenkomst van toepassing worden. De cao VVT 2016-2018 is dan ook niet van belang bij de beantwoording van de vraag of Vérian aan werkneemsters een transitievergoeding verschuldigd is, omdat deze cao niet kan ingrijpen in de geëindigde rechtsverhouding tussen partijen.

Wachtgeldregeling is voorziening als bedoeld in Bot: geen transitievergoeding

Voor de beoordeling van de vraag of werkneemsters aanspraak kunnen maken op een transitievergoeding is alleen de cao VVT 2014-2016 van belang. Vérian was als lid van ActiZ gebonden aan deze cao. Werkneemsters waren op grond van hun lidmaatschap van CNV Zorg en Welzijn en op grond van het in hun arbeidsovereenkomst opgenomen incorporatiebeding gebonden aan deze cao en zij konden rechten ontlenen aan de in deze cao vóór 1 juli 2015 gemaakte (collectieve) afspraken. Het enkele feit dat de looptijd van de cao VVT 2014-2016 op 31 maart 2016 van rechtswege was verstreken, betekent niet dat de in deze cao vastgelegde afspraken zijn komen te vervallen. Deze cao had nawerking, althans is stilzwijgend verlengd tot het moment waarop de cao-partijen de cao VVT 2016-2018 zijn aangegaan. De in de cao VVT 2014-2016 omschreven aanspraak op wachtgeld gaat vóór het recht van werkneemsters op een transitievergoeding, zodat Vérian geen transitievergoeding verschuldigd is. Anders dan werkneemsters hebben aangevoerd dient de wachtgeldregeling waarin de cao VVT 2014-2016 voorziet als een voorziening als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit overgangsrecht transitievergoeding te worden aangemerkt. Het hoger beroep wordt verworpen.