Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Decadence Nederland B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 13 december 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:12124

werkneemster/Decadence Nederland B.V.

Gelijke behandeling. Arbeidsovereenkomst werkneemster niet verlengd wegens zwangerschap. Geen materiële schadevergoeding wegens het ontbreken van inkomensschade. Immateriële schadevergoeding gematigd toewijsbaar.

Feiten

Werkneemster is op 1 oktober 2015 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Decadence Nederland B.V. (hierna: Decadence). Op 1 september 2016 heeft een gesprek tussen werkneemster en haar leidinggevende plaatsgevonden. Werkneemster heeft dit gesprek heimelijk opgenomen. Uit de transcriptie van het opgenomen gesprek volgt dat de leidinggevende van werkneemster zich onder meer afvroeg of werkneemster haar baan wel kon combineren met haar zwangerschap, en in het verlengde daarvan, met de verzorging van haar kind. Op 30 november 2016 is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst geëindigd. Werkneemster vordert thans een vergoeding van de door haar geleden materiële en immateriële schade. Aan de vordering wordt ten grondslag gelegd dat Decadence onrechtmatig heeft gehandeld jegens werkneemster door haar arbeidsovereenkomst niet te verlengen wegens zwangerschap. Daarmee heeft Decadence, volgens werkneemster, inbreuk gemaakt op het in de Grondwet verankerende recht op gelijke behandeling.

Oordeel

Decadence voert aan dat niet de zwangerschap, maar het (dis)functioneren van werkneemster de voornaamste reden was om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen en dat dit besluit reeds was genomen voordat werkneemster haar zwangerschap bekend maakte. De kantonrechter gaat aan dit standpunt voorbij. Uit het opgenomen gesprek blijkt namelijk dat partijen over de mogelijkheden van een nieuw toekomstig dienstverband hebben gesproken. Dit gegeven is dan ook in tegenspraak met het standpunt van Decadence dat werkneemster slecht functioneerde. Ook voert Decadence aan dat in het opgenomen gesprek de urenverantwoording van werkneemster centraal stond en dat werkneemster het gesprek (om strategische redenen) naar de zwangerschap heeft gestuurd. Daarmee heeft werkneemster haar leidinggevende voor het blok gezet door hem uitspraken te laten doen over iets waarop hij totaal niet was voorbereid. De kantonrechter gaat eveneens aan dit standpunt voorbij. De leidinggevende van werkneemster had er namelijk voor kunnen kiezen om zich tijdens het gesprek uitsluitend te richten op de urenverantwoording. Dat zulks niet is gebeurd, kan niet aan werkneemster worden tegengeworpen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de zwangerschap van werkneemster in elk geval mede de aanleiding is geweest voor Decadence om de arbeidsovereenkomst van werkneemster niet te verlengen.

Materiële schadevergoeding niet toewijsbaar

De kantonrechter oordeelt – met inachtneming van de bedrijfseconomische positie van Decadence – dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster, indien haar zwangerschap niet in het spel zou zijn geweest, nog een derde keer voor de maximaal wettelijk toelaatbare periode zou zijn verlengd. In dat geval zou de arbeidsovereenkomst op 30 september 2017 zijn geëindigd, zodat Decadence schadeplichtig wordt geacht voor de periode tot 1 oktober 2016 voor het verschil tussen hetgeen werkneemster aan uitkering heeft verworven en hetgeen Decadence aan salaris zou hebben uitbetaald bij verlenging van het dienstverband. Nu vast is komen te staan dat werkneemster een bedrag van € 818,70 aan WW-uitkering heeft genoten en haar salaris € 818,37 bedroeg, oordeelt de kantonrechter dat niet kan worden vastgesteld dat werkneemster inkomensschade heeft geleden. De vordering tot vergoeding van de geleden schade wordt op dit punt afgewezen.

Immateriële schadevergoeding toewijsbaar

Voorts oordeelt de kantonrechter dat Decadence, door inbreuk te maken op een grondrecht van werkneemster, een norm heeft overschreden en daarmee schadeplichtig is jegens werkneemster. Bij de vaststelling van de immateriële schade wordt evenwel rekening gehouden met de gedragingen van werkneemster. In dit verband acht de kantonrechter van betekenis dat de uitkomst van het gesprek anders zou zijn geweest indien werkneemster uitdrukkelijk melding had gemaakt van hetgeen zij met Decadence wilde gaan bespreken op 1 september 2016. De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 5.000 wordt derhalve gematigd tot een bedrag van € 1.000.