Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 11 december 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:12400
werkneemster/Elceka B.V.
Feiten
Werkneemster is op 17 juni 2008 bij de besloten vennootschap Elceka h.o.d.n. X in dienst getreden. Werkneemster werkte laatstelijk in de functie van verkoopmedewerkster bij de eenmanszaak A h.o.d.n. X. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Mode en Sportdetailhandel van toepassing. Op 15 mei 2013 heeft werkneemster zich ziek gemeld. Aan mevrouw A h.o.d.n. X is op 14 april 2015 door het UWV een loonsanctie opgelegd. Op 11 mei 2016 is de loondoorbetalingsverplichting geëindigd. Werkneemster verzoekt onder meer de met Elceka bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW onder toekenning van een transitievergoeding dan wel een billijke vergoeding, en Elceka te veroordelen om te voldoen de uit de cao per 1 juli 2011 voortvloeiende loonsverhoging tot aan 11 mei 2016 en de niet genoten vakantiedagen vanaf 15 mei 2013 tot aan 11 mei 2016 ad € 3.303,00 bruto.
Oordeel
Werkgeverschap
Vast staat dat werkneemster op 17 juni 2008 op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst in dienst is getreden van Elceka, een besloten vennootschap van de heer B, de echtgenoot van mevrouw A. Vervolgens moet worden vastgesteld dat werkneemster met ingang van 27 december 2011 werkzaamheden voor de eenmanszaak van mevrouw A is gaan verrichten, waarbij het werkgeversgezag mede door de heer B werd uitgeoefend die daarbij naar eigen zeggen handelde als werknemer van de eenmanszaak van zijn echtgenote. Daarnaast heeft de eenmanszaak per 1 augustus 2012 de jegens werkneemster bestaande loonbetalingsverplichting, die daarvoor door Elceka werd vervuld, op zich genomen. Daarbij is het opgebouwde vakantiegeld door Elceka aan werkneemster uitbetaald en zijn de niet genoten vakantiedagen overgenomen door de eenmanszaak X. Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat de rechtszekerheid zich verzet tegen het aannemen van een wisseling van werkgeverschap van Elceka naar de eenmanszaak X. Daarbij acht de kantonrechter van doorslaggevend belang dat werkneemster feitelijk steeds met de heer B van doen heeft gehad en in haar eigen beleving alleen maar werd tewerkgesteld in een ander filiaal van de werkgever. Werkneemster heeft nimmer ingestemd met een wijziging van werkgeverschap en had niet behoeven te begrijpen dat Elceka en de eenmanszaak zulks beoogden door werkneemster op de loonlijst van de eenmanszaak te zetten. Werkneemster is derhalve steeds in dienst gebleven bij Elceka en is dus ontvankelijk in haar verzoekschrift.
Ontbinding en vergoedingen
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen. Vervolgens dient te worden beoordeeld of in deze zaak aanleiding bestaat voor toekenning van de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Hoewel vast staat dat aan X een loonsanctie is opgelegd, is de kantonrechter niet gebleken dat dit ‘onvoldoende doen’ valt te kwalificeren als ‘ernstig veronachtzamen’. Uit de overgelegde UWV-stukken blijkt immers dat X, zij het te laat, uiteindelijk is overgegaan tot het inzetten van re-integratie in spoor 2. De kantonrechter is in dat kader niet gebleken dat X de op haar rustende re-integratieverplichtingen ernstig heeft veronachtzaamd in die zin, dat zulks valt te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Voorts overweegt de kantonrechter met betrekking tot de stelling dat het laten voortbestaan van een inhoudsloze arbeidsovereenkomst getuigt van slecht werkgeverschap, als volgt. Het vorenstaande brengt met zich dat de verzochte transitievergoeding en de verzochte billijke vergoeding zullen worden afgewezen.
Loonsverhogingen ingevolge de cao
De kantonrechter overweegt dat werkneemster onbetwist heeft gesteld dat X nooit kenbaar heeft gemaakt dat er sprake zou zijn van beoordelingsafhankelijk belonen, dan wel dat er is voldaan aan de vereisten zoals opgenomen in bijlage 1f van de cao. Reeds omdat niet is gebleken dat X heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor beoordelingsafhankelijk belonen acht de kantonrechter de loonsverhogingen op grond van de cao in beginsel toewijsbaar, behoudens het volgende. Werkneemster zal in de gelegenheid worden gesteld een nieuwe berekening te maken van het haar nog toekomende loon op grond van de cao over de periode van 1 juli 2011 tot 11 mei 2016.
Vakantiedagen
Volgens Elceka is werkneemster in staat geweest haar vakantiedagen op te nemen aangezien zij niet volledig arbeidsongeschikt was en (ook) in staat werd geacht te re-integreren in spoor 2. De kantonrechter volgt Elceka in haar betoog. De kantonrechter komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de vakantieaanspraken van werkneemster over de jaren 2013, 2014 en 2015 dan ook zijn verjaard. Werkneemster kan echter wel aanspraak maken op uitbetaling van de opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen uit 2016.