Naar boven ↑

Rechtspraak

Verzekerings Unie B.V./werknemer
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 12 december 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:3598

Verzekerings Unie B.V./werknemer

Geen spreekplicht werkgever t.a.v. voorgenomen reorganisatie. Beëindigingsovereenkomst is rechtsgeldig. Werknemer veroordeeld tot terugbetaling vergoeding.

Feiten

Werknemer is vanaf 1 januari 1986 in dienst geweest bij (de rechtsvoorgangsters van) VU. Tussen partijen is een beëindigingsovereenkomst gesloten. Hierin is onder meer bepaald dat de arbeidsovereenkomst eindigt per 1 juli 2012. Werknemer heeft op 17 februari 2012 de beëindigingsovereenkomst ondertekend. VU heeft de beëindigingsovereenkomst op 1 maart 2012 ondertekend. VU heeft op 2 april 2012 bij de ondernemingsraad een adviesaanvraag ingediend in verband met de voorgenomen beëindiging van haar bedrijfsactiviteiten, waarbij op alle adviseurs een beëindigingsregeling van toepassing werd verklaard, onder meer inhoudende een beëindigingsvergoeding op basis van de oude kantonrechtersformule met correctiefactor 1. De ondernemingsraad heeft positief geadviseerd. Aan werknemer is geen beëindigingsvergoeding aangeboden. Werknemer heeft gevorderd VU te veroordelen tot naleving van het sociaal plan en aan werknemer primair een beëindigingsvergoeding te voldoen van € 104.571. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 25 maart 2013 aan werknemer de opdracht gegeven om feiten en/of omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat VU ten tijde van het treffen van de beëindigingsregeling – op of omstreeks 17 februari 2012 – bekend was met de voorgenomen reorganisatie. Indien dit het geval was, had VU dit, aldus de kantonrechter, moeten melden. In het eindvonnis van 18 juni 2015 heeft de kantonrechter werknemer geslaagd geacht in het bewijs, het beroep van werknemer op dwaling gehonoreerd en VU veroordeeld om aan werknemer een brutobeëindigingsvergoeding te betalen van € 129.963. VU vordert in hoger beroep onder meer vernietiging van de bestreden vonnissen van de kantonrechter, en terugbetaling door werknemer van hetgeen VU op grond van de vonnissen van de kantonrechter heeft betaald.

Oordeel

Het hof overweegt het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat reorganisaties leiden tot veel onrust onder werknemers. Van een werkgever kan reeds om die reden in beginsel niet worden gevergd dat hij – in een (te) vroeg stadium – (één of meer) werknemers informeert over een voorgenomen reorganisatie, waarover nog geen advies aan de OR is gevraagd en nog onzekerheid bestaat over de precieze invulling ervan. Vast staat dat werknemer de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend op 17 februari 2012 en dat VU pas op 2 april 2012 advies aan de ondernemingsraad heeft gevraagd in verband met de voorgenomen reorganisatie. Zolang de reorganisatieplannen nog niet concreet waren uitgewerkt en de OR nog niet om advies was gevraagd, kon van VU redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij werknemer hierover informeerde. Het hof is derhalve van oordeel dat van een spreekplicht in de periode voorafgaand aan de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst door VU jegens werknemer geen sprake was. Het hof is gelet op het voorgaande met VU van oordeel dat op grond van het door werknemer geleverde bewijs niet kan worden geconcludeerd dat VU haar spreekplicht, zoals hierboven nader omschreven, heeft geschonden. Dit betekent dat grief II in het principaal beroep slaagt en de kantonrechter ten onrechte het beroep van werknemer op dwaling heeft gehonoreerd. Dat werknemer en VU al langer in gesprek waren over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van werknemer, en dat er tussen partijen meerdere procedures zijn geweest, brengt nog niet mee dat sprake is van bedrog of misbruik van omstandigheden. 

Terugbetaling

Een vordering tot terugbetaling van hetgeen is betaald ter uitvoering van een vonnis van de rechtbank dat door het hof wordt vernietigd, is in beginsel toewijsbaar en vindt haar grondslag in een onverschuldigde betaling. Van strijd met de goede procesorde is geen sprake. Het hof is van oordeel dat de inhoud van de door werknemer geciteerde e-mail van 8 september 2015 niet kan leiden tot de conclusie dat tussen partijen is afgesproken dat het financiële risico voor de loonbelasting die door VU is afgedragen aan de Belastingdienst bij VU zou komen te liggen. Weliswaar blijkt dat VU zou zorgdragen voor een correctie – VU heeft ter comparitie van partijen ook bevestigd dat zij zich bereid heeft verklaard om te proberen de afgedragen belasting terug te vragen via een herstelaangifte – maar dat VU zich ook akkoord heeft verklaard met het dragen van de financiële gevolgen, indien het niet mogelijk zou blijken te zijn om de afdracht via een herstelaangifte te corrigeren, kan naar het oordeel van het hof uit deze e-mail niet worden afgeleid. Dit ligt anders voor wat betreft de gevorderde rente. Het hof is van oordeel dat de e-mail van 14 september 2015 over de rente wel duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is. De door VU gevorderde rente zal worden beperkt tot de rente zoals in r.o. 21 is weergegeven. De conclusie is dat het bestreden vonnis van de kantonrechter van 18 juni 2015 zal worden vernietigd en werknemer zal worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen VU uit hoofde van het vonnis van de kantonrechter heeft betaald.