Naar boven ↑

Rechtspraak

X/werkgeefster
Hoge Raad, 22 december 2017
ECLI:NL:HR:2017:3238

X/werkgeefster

Vergoeding schade als gevolg van opgelegde loonsanctie. Uitzondering op de zogeheten tweeconclusieregel indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat het nieuwe verweer alsnog in de rechtsstrijd wordt betrokken is niet van toepassing.

Feiten

X is register-arbeidsdeskundige. Tussen X en werkgeefster is in 2010 een overeenkomst gesloten over de begeleiding van de re-integratie van een zieke werknemer van werkgeefster door X. Het UWV heeft werkgeefster in 2012 een loonsanctie opgelegd. Het bezwaar en het beroep van werkgeefster tegen deze sanctie zijn ongegrond verklaard. Werkgeefster heeft X in deze procedure – in conventie – aangesproken tot vergoeding van de door haar als gevolg van de loonsanctie geleden schade. Aan deze vordering heeft zij ten grondslag gelegd dat X zijn werkzaamheden gebrekkig heeft uitgevoerd en dat de onder verantwoordelijkheid van X ingeschakelde bedrijfsarts reeds in september 2010 had moeten adviseren tot het inzetten van het tweede spoor bij de re-integratie van de werknemer. X heeft in reconventie betaling gevorderd van openstaande facturen. De rechtbank heeft – kort gezegd – de vordering in conventie afgewezen en die in reconventie toegewezen. Op het hoger beroep van werkgeefster heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en, opnieuw recht doende, kort samengevat, de vordering van werkgeefster deels toegewezen en de vordering van X afgewezen. Het hof heeft als volgt overwogen. Uit het van de comparitie van 11 maart 2016 opgemaakt proces-verbaal blijkt dat X – anders en onverenigbaar met wat hij in deze procedure tot en met de memorie van antwoord steeds heeft betoogd – heeft aangevoerd dat de loonsanctie niet het gevolg is van het te laat inzetten van het tweede spoor, maar dat sprake is van een misverstand: er zou geen sprake zijn van een advies van de bedrijfsarts van september 2010 tot het inzetten van het tweede spoor, wel van een plan van aanpak met genoemde datum. Het UWV zou ten onrechte daaruit de conclusie hebben getrokken dat er wel een advies van september 2010 was met genoemde inhoud. Naar het oordeel van het hof heeft X zelf met genoemde standpuntwijziging gehandeld in strijd met de twee-conclusieregel. Tegen dit oordeel keert X zich in hoger beroep.

Oordeel

Onderdeel 1 van het middel voert onder meer aan dat het hof niet had mogen voorbijgaan aan het gecorrigeerde verweer van X, omdat werkgeefster zonder voorbehoud op dit verweer had gereageerd. Zoals in HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 is beslist, geldt ook voor verweren die door de geïntimeerde worden aangevoerd tegen de vordering van de oorspronkelijke eiser, dat wijziging of uitbreiding daarvan dient plaats te vinden in de eerste conclusie in hoger beroep. Nadat de in artikel 347 lid 1 Rv genoemde conclusies zijn genomen, is de mogelijkheid om verweren aan te voeren die niet in het verlengde liggen van de aldus door partijen omlijnde rechtsstrijd in appel beperkt tot de uitzonderingen die zijn genoemd in HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21 en HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771, NJ 2010/154. Daarbij is niet van belang of het verweer kan worden aangemerkt als een nieuwe grief (vgl. HR 8 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1224, NJ 2016/218). Tot de bedoelde uitzonderingen op de zogeheten tweeconclusieregel behoort het geval dat de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat het nieuwe verweer alsnog in de rechtsstrijd wordt betrokken. Het hof heeft klaarblijkelijk de omstandigheid dat werkgeefster bij pleidooi op het nieuwe verweer van X heeft gereageerd – in de context van een betoog dat het aan X te wijten was dat tot dan toe van onjuiste feiten was uitgegaan – niet opgevat als een dergelijke ondubbelzinnige toestemming, waarbij het in zijn beoordeling heeft betrokken dat het in strijd met de goede procesorde zou zijn het nieuwe standpunt van X te onderzoeken. Op dit feitelijke en niet onbegrijpelijke oordeel van het hof stuit de klacht af. De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden.