Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 december 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:12311

werkneemster/werkgeefster

Door partijen toegezonden regeling integraal in beschikking opgenomen.

Feiten en oordeel

Ter zitting is de zaak inhoudelijk besproken, waarna de kantonrechter zijn visie erop kenbaar heeft gemaakt. Partijen hebben daarna afgesproken om nog nader overleg te plegen teneinde te trachten de zaak in der minne te regelen. Bij e-mailbericht van 8 december 2017 is een door beide gemachtigden ondertekend en als vaststellingsovereenkomst aan te merken schrijven aan de rechtbank gezonden met de volgende inhoud.

Partijen hebben de navolgende afspraken gemaakt c.q. zouden graag het volgende vastgelegd zien:

Verzocht wordt om het juridisch kader te schetsen en vast te stellen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Op grond van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft werkgeefster een loonbetalingsverplichting. De betaling zal volledig worden hervat vanaf 1 september 2017 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op enig moment rechtsgeldig zal worden beëindigd. Werkgeefster is geen wettelijke rente of wettelijke verhoging verschuldigd aan werkneemster. Partijen zijn overeengekomen dat op korte termijn het re-Integratietraject opgepakt zal worden. Werkgeefster neemt, nu duidelijk is wat het juridische kader is, hiertoe het initiatief door een afspraak in te plannen bij de Arbodienst. Werkgeefster trekt haar reconventionele vordering ter zake van terugbetalen van uitbetaalde wachtdagen en (gesteld) te veel betaald salaris in en zal het volledige salaris blijven voldoen tot en met december 2017. Daarna kan werkneemster gedurende arbeidsongeschiktheid slechts aanspraak maken op 70 procent van haar laatst verdiende salaris. De onverschuldigd betaalde transitievergoeding (bruto € 1.077,03) zal worden verrekend met het salaris over de maand december 2017. Proceskosten in deze worden gecompenseerd.

De kantonrechter begrijpt dat partijen zijn overeengekomen hetgeen in de vaststellingsovereenkomst van 8 december 2017 is opgenomen en veroordeelt partijen om de in deze overeenkomst over en weer neergelegde verbintenissen na te komen.