Rechtspraak
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer had samen met haar vader een steunkousenwinkel in Maastricht. Werknemer en haar vader zijn met de bedrijfsvoering van die winkel gestopt en werkgever heeft de klantenkring van die zorgwinkel overgenomen en in het voorjaar van 2011 een zorgwinkel in Maastricht geopend. Werknemer is vervolgens bij werkgever in dienst getreden. Partijen zijn een concurrentiebeding overeengekomen. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst met werkgever tegen 1 november 2017 opgezegd. Per 1 november 2017 is werknemer in dienst getreden bij OIM Orthopedie. Werknemer vordert – kort samengevat – schorsing van de werking van het non-concurrentiebeding.
Oordeel
Partijen zijn het erover eens dat OIM Orthopedie een concurrent is van werkgever en dat werknemer tijdens haar dienstverband bij werkgever dezelfde werkzaamheden uitvoerde als zij thans uitvoert in het kader van het dienstverband bij OIM Orthopedie. Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken is de kantonrechter gebleken dat werknemer al geruime tijd heeft aangegeven en overleg heeft gehad met werkgever over de uitbreiding van haar werktijd. Het aanbod van werkgever om de arbeidsomvang uit te breiden naar 20 uur per week op het moment dat werknemer over een definitieve toezegging van 36 uur per week bij OIM Orthopedie beschikte (tegen ook nog betere arbeidsvoorwaarden) kan de kantonrechter in deze situatie dan ook niet anders bestempelen dan als mosterd na de maaltijd. Werknemer wordt door het beding dusdanig onbillijk benadeeld in haar mogelijkheden dat dit beding in de gegeven omstandigheden niet in stand zou moeten blijven. De kantonrechter zal daarom het geding schorsen totdat in een bodemzaak over de geldigheid van het beding een oordeel is gegeven. Uit dit oordeel volgt dat de reconventionele vorderingen van werkgever alle moeten worden afgewezen.