Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 1 december 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:9679
werknemer/Pinta Nieuwburg B.V.
Feiten
Werknemer treedt op 22 september 1997 in dienst bij werkgever en neemt van 17 juli 2017 tot en met 28 augustus 2017 met instemming van werkgever verlof op. Vervolgens verschijnt werknemer op 29 augustus 2017 niet conform afspraak bij een klant. Over deze afspraak was werknemer reeds voor aanvang van zijn vakantie door werkgever geïnformeerd. Hierop volgt op 30 augustus 2017 het ontslag op staande voet van werknemer. Werkgever legt daaraan ten grondslag dat het niet op werk verschijnen op zichzelf al een dringende reden vormt, maar ook dat werknemer in het verleden reeds herhaaldelijk is gewaarschuwd en dat maatregelen zouden worden genomen als zijn functioneren niet zou verbeteren. Werknemer stelt dat sprake is geweest van overmacht: hij zou op de terugreis van zijn vakantie autopech hebben gehad waardoor hij langer over de reis zou hebben gedaan dan normaal en het sms-bericht waarmee hij zijn werkgever daarvan op de hoogte had willen stellen was zonder zijn medeweten niet verzonden. Werknemer vordert dan ook vernietiging van het ontslag op staande voet en wedertewerkstelling.
Oordeel
Overmacht
Van werknemer mag worden verwacht dat hij de thuisreis zo tijdig aanvangt als nodig om op tijd terug te zijn in Nederland en aldus in staat te zijn de bedongen werkzaamheden op 29 augustus 2017 te hervatten. Ook had werknemer rekening moeten houden met de mogelijkheid dat onderweg enige vertraging op zou kunnen treden. Het beroep op overmacht kan werknemer niet baten. Zijn verklaringen geven blijk van grote inconsistenties. Daardoor heeft hij onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij op tijd van vakantie is vertrokken, onvoldoende duidelijk gemaakt waar hij autopech heeft gekregen en onvoldoende onderbouwd dat de vertraging hem niet kan worden toegerekend. De kantonrechter overweegt voorts dat het op de weg van werknemer lag om direct te controleren of het sms-bericht dat hij werkgeefster stuurde ook daadwerkelijk door laatste was ontvangen. Dit temeer omdat werkgeefster dan tijdig de nodige vervanging had kunnen regelen.
Dringende reden
Voorgaande kan volgens de kantonrechter in beginsel een dringende reden opleveren; een werkgever moet erop kunnen vertrouwen dat een werknemer zich houdt aan de met hem gemaakte afspraken. Werkgeefster voert daarbij aan dat dit een niet op zichzelf staand incident is, maar dat werknemer meermaals gewaarschuwd is met betrekking tot zijn functioneren en dat maatregelen zouden worden getroffen als zijn functioneren niet zou verbeteren. Echter, uit die waarschuwingen volgt niet dat werknemer heeft moeten begrijpen waar werkgeefster precies op doelde en wat zij precies van werknemer verwachtte. Telkens is volstaan met opmerkingen van algemene strekking die inhielden dat werkgeefster niet tevreden was met werknemers functioneren. Van werkgeefster had verwacht mogen worden dat zij, juist nu verbetering uitbleef, nader had aangeduid waar zij precies op doelde en wat zij van werknemer in dit opzicht verwachtte. Ten aanzien van de maatregelen die werkgeefster dreigde te nemen is gesteld noch gebleken dat werkgeefster aan zo’n aanzegging enig gevolg heeft verbonden. Het is daarom zeer de vraag of werknemer uit de waarschuwing van maart 2017 de conclusie heeft mogen afleiden dat het werkgeefster nu menens was en serieus rekening diende te houden met een ontslag op staande voet. Alles overziende en rekening houdend met alle feiten en omstandigheden van het geval komt de kantonrechter tot het oordeel dat het ontslag op staande voet dient te worden vernietigd.