Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 21 december 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:11450
werknemer/Vinus Vita B.V.
Feiten
Werknemer is in dienst getreden van Vinus Vita in de functie van statutair bestuurder. Werknemer en Vinus Vita hebben een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten. Op 22 april 2016 en 22 juli 2016 hebben aandeelhoudersvergaderingen plaatsgevonden waarin werknemer is ontslagen als bestuurder. Bij brief van 26 juli 2016 heeft mr. Alkan namens Vinus Vita aan werknemer het ontslagbesluit schriftelijk bevestigd, evenals de opzegging van het dienstverband met onmiddellijke ingang vanwege dringende redenen. Werknemer heeft in eerste aanleg de rechtbank onder meer verzocht om loondoorbetaling, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de primaire verzoeken van werknemer afgewezen, werknemer niet-ontvankelijk verklaard in zijn subsidiaire verzoeken en werknemer in de proceskosten veroordeeld.
Oordeel
Grief I is gericht tegen de beslissing van de rechtbank dat de besluitvorming met betrekking tot de positie van werknemer niet door daartoe onbevoegde aandeelhouders heeft plaatsgevonden en tegen de beslissing van de rechtbank dat Vinus Vita ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij de rechtbank rechtsgeldig was vertegenwoordigd. Met grief II komt werknemer op tegen de beslissing van de rechtbank dat de algemene vergadering van aandeelhouders op 22 juli 2016 een niet in strijd met formaliteiten en dus rechtsgeldig besluit tot ontslag met onmiddellijke ingang van werknemer heeft genomen. Met grief III richt werknemer zich tegen de beslissing van de rechtbank dat op 22 juli 2016 zowel aan het statutaire directeurschap als aan de arbeidsverhouding van werknemer bij respectievelijk met Vinus Vita een rechtsgeldig einde is gekomen. Grief IV heeft betrekking op de beslissing van de rechtbank om werknemer vanwege het verstrijken van de vervaltermijnen niet-ontvankelijk te verklaren in zijn subsidiaire verzoeken. Grief V is een algemene grief en is tevens gericht tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling van werknemer. In verband met aantasting van het aan hem gegeven ontslag op staande voet was werknemer bevoegd verzoeken te doen. Die verzoeken moeten echter wel binnen de sinds 1 juli 2015 geldende vervaltermijnen worden ingediend. Voor het subsidiaire verzoek onder II dat is gegrond op artikel 7:672 lid 10 BW en voor het subsidiaire verzoek onder III dat is gebaseerd op artikel 7:682 lid 3 aanhef en onderdeel b BW geldt op grond van artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel a BW een vervaltermijn van twee maanden. De bevoegdheid om een verzoek tot toekenning van een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW in te dienen, zoals werknemer subsidiair onder IV heeft verzocht, vervalt op grond van artikel 7:686a lid 4 aanhef en onderdeel b BW binnen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geƫindigd. Uitgaande van het aan werknemer op 22 juli 2016 gegeven ontslag met onmiddellijke ingang was zowel de vervaltermijn van twee maanden als die van drie maanden ruimschoots verstreken. Grief IV faalt. Aan de beoordeling van de vraag of het aan werknemer gegeven ontslag rechtsgeldig was komt het hof niet toe. Ook al zouden er gebreken kleven aan het aandeelhoudersbesluit van 22 juli 2016 dan kan dit er niet toe leiden dat de hiervoor omschreven vervaltermijnen opzij worden gezet. Het hof komt niet meer toe aan de behandeling van de grieven I en II. Voor zover werknemer op grond van artikel 7:681 lid 1 aanhef en onderdeel b BW de opzegging op 22 juli 2016 vanwege het bestaan van een opzegverbod had willen vernietigen of een verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding had willen doen, had hij hiertoe binnen de in artikel 7:686a lid 4 onderdeel a BW vermelde vervaltermijn van twee maanden een verzoekschrift moeten indienen bij de rechtbank. Ook dat heeft hij nagelaten. In zoverre faalt grief III. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat ook grief V faalt. Het hof zal de bestreden beschikking, met verbetering van de gronden, bekrachtigen.