Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/X B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 29 november 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:11566

werknemer/X B.V.

Vaststellingsovereenkomst. Tegenvordering uit hoofde van (mogelijke) schending concurrentiebeding niet toewijsbaar, omdat werknemer deze vordering uitdrukkelijk heeft betwist. Spoorwissel ex artikel 69 Rv.

Feiten

Werknemer is op 1 september 2011 bij X B.V. (hierna: X) in dienst getreden en was daar laatstelijk werkzaam in de functie van productieleider. Op 31 mei 2017 hebben partijen een beëindigings-/vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin staat opgenomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt met ingang van 1 augustus 2017. In artikel 6 van deze overeenkomst is vastgelegd dat X aan werknemer uiterlijk in de maand augustus 2017 een vergoeding van € 25.000 bruto zal betalen. Ook bevat de overeenkomst een concurrentiebeding, dat werknemer – kort gezegd – verbiedt zonder voorafgaande toestemming van X, gedurende twee jaar na het einde van het dienstverband, op enigerlei wijze werkzaam en/of betrokken te zijn bij concurrerende ondernemingen. Bij brief van 26 juli 2017 heeft X werknemer gesommeerd een bedrag van € 5.000 te betalen in verband met overtreding van het concurrentiebeding, bij gebreke waarvan X dit bedrag zal verrekenen met de eindafrekening. In augustus 2017 heeft X aan werknemer ter zake van de vaststellingsovereenkomst een bedrag van € 20.000 bruto betaald. Werknemer verzoekt thans veroordeling van X tot betaling van de overeengekomen vergoeding ad € 25.000.

Oordeel

Spoorwissel ex artikel 69 Rv

De kantonrechter stelt voorop dat hoewel de vaststellingsovereenkomst is gesloten in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, het verzoek niet gegrond is. Een geschil zoals het onderhavige dient aanhangig te worden gemaakt met een vordering, zodat een en ander bij wijze van dagvaarding had moeten worden ingeleid (art. 7:686a lid 2 BW). De kantonrechter beveelt ter comparitie evenwel dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt wordt voortgezet conform de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Een bevel tot verbetering dan wel aanvulling van processtukken, kan naar het oordeel van de kantonrechter derhalve achterwege blijven.

Overtreding concurrentiebeding

X voert aan dat werknemer op 10 juli 2017 bij diens concurrent Y heeft gesolliciteerd, terwijl werknemer dit niet aan X heeft gemeld. Daarmee maakt volgens X dat werknemer een boete van € 5.000 aan X verschuldigd is geworden. Werknemer heeft erkend concurrent Y te hebben bezocht, maar ontkent dat gedaan te hebben in het kader van een sollicitatie. De kantonrechter oordeelt als volgt. Artikel 6:136 BW bepaalt dat een beroep op verrekening met succes kan worden ingeroepen indien sprake is van een tegenvordering die op eenvoudige wijze is vast te stellen en voor toewijzing vatbaar is. Dat is niet het geval wanneer een tegenvordering wordt betwist en voor de vaststelling daarvan bewijslevering nodig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is van dit laatste sprake, aangezien werknemer de tegenvordering van X uitdrukkelijk heeft betwist. Nu de tegenvordering daardoor niet is komen vast te staan, gaat het door X gedane beroep op verrekening niet op. De vordering van werknemer wordt derhalve toegewezen.