Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/International Flavors & Fragrances B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 10 januari 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:62

werknemers/International Flavors & Fragrances B.V.

Eenzijdige wijziging van werknemerspremie als gevolg van de Wet Witteveen niet gerechtvaardigd (art. 7:613 BW).

Feiten

IFF is een onderneming met 972 werknemers. Met ingang van 1 januari 2003 is in de cao en het pensioenreglement een bijdrage van de werknemers in de pensioenpremie opgenomen van 10% van het pensioengevend salaris voor werknemers die op of na 1 januari 2003 in dienst van IFF zijn getreden. Werknemers die in dienst van IFF waren vóór 1 januari 2003, waaronder werknemers, zijn uitgezonderd en hebben aanspraak op een premievrij pensioen. Met ingang van 1 januari 2014 en 1 januari 2015 is als gevolg van de ‘Wet Witteveen’, gewijzigde fiscale wetgeving in werking getreden en werd de opbouw van pensioen opnieuw fiscaal beperkt. IFF heeft voor een wijziging een aantal uitgangspunten geformuleerd voor een nieuw vast te stellen pensioenregeling. Daartoe is een consultatietraject doorlopen met de bonden en de ondernemingsraad. Dit heeft geleid tot een onderhandelingsakkoord met een deel van de bonden en tot instemming van de ondernemingsraad. Een onderdeel van de regeling is de introductie van een werknemerspremie met een geleidelijke ingroei van 0% naar 3,5% in zeven jaar voor werknemers in dienst van IFF van vóór 2003 die geen werknemerspremie betaalden. De werknemerspremie voor de werknemers in dienst sinds of na 2003 is verminderd van 10% naar 7%. Eisers, allen werknemers van vóór 2003, komen op tegen de (eenzijdige) wijziging van de premieverplichting.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat een zwaarwichtig belang als bedoeld in artikel 7:613 BW ook kan worden gevormd door een financieel belang van een – zoals IFF heeft gesteld – op lange termijn bedrijfseconomisch verantwoorde situatie, waarbij de continuïteit van het pensioen van alle werknemers zo veel mogelijk is gewaarborgd. Op zichzelf zijn de door IFF aangevoerde omstandigheden om uitvoering te geven aan de Wet Witteveen, de invoering van een marktconforme regeling en de wens om te komen tot harmonisering van de arbeidsvoorwaarden ter overbrugging van de onderlinge ongelijkheid tussen werknemers begrijpelijke overwegingen om te streven naar wijziging van het pensioenreglement c.q. de pensioenovereenkomst, maar kunnen niet zonder meer als zodanig zwaarwegend worden gekwalificeerd dat het individuele belang van eisers ten aanzien van de premievrijstelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. De eenzijdige invoering van het werknemersdeel in de pensioenpremie per 1 juli 2015 voor eisers is aldus in strijd met artikel 19 Pensioenwet en artikel 7:613 BW. IFF zal verder worden veroordeeld tot terugbetaling van de door haar ingehouden pensioenpremie vanaf 1 juli 2005.