Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 februari 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:537

werknemer/werkgever

Werknemer bij een uitvaartcentrum op staande voet ontslagen voor het – zonder toestemming van familie van de overledene – afscheid nemen van zijn overleden vriend. Bewijsopdracht aan werkgever.

Feiten

Werknemer is sinds 1 augustus 2014 in dienst bij werkgever (uitvaartonderneming). Werknemer is sinds 9 februari 2017 arbeidsongeschikt. Op 21 maart 2017 kwam werknemer er ’s avonds achter (via Facebook) dat zijn beste vriend was overleden. Werknemer heeft toen de afdeling Planning van werkgever gebeld om te verifiëren of zijn beste vriend inderdaad was overleden en of er sprake was van zelfmoord. Werknemer heeft gesproken met mevrouw X (coördinator uitvaartvervoer bij werkgever). Mevrouw X bevestigde het overlijden en dat er sprake was van zelfmoord. Zij gaf tevens aan werknemer door waar zijn vriend in het uitvaartcentrum lag. Later die avond is werknemer naar het uitvaartcentrum gegaan. Werknemer is het uitvaartcentrum binnen gegaan met de door werkgever aan hem in zijn hoedanigheid van werknemer ter beschikking gestelde toegangsdruppel. In het uitvaartcentrum heeft werknemer afscheid genomen van zijn overleden beste vriend. Werknemer heeft daartoe zijn overleden vriend uit de koeling geschoven. Op 22 maart 2017 heeft hij ’s nachts opnieuw gebeld met mevrouw X en hierover met haar gesproken. Zowel werknemer als mevrouw X heeft dit voorval doorgegeven aan werkgever. Bij brief van 24 maart 2017 is werknemer op staande voet ontslagen. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter vernietiging van de opzegging afgewezen en het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van werkgever toegewezen onder toekenning van de transitievergoeding. Werknemer is tegen het vonnis in beroep gekomen.

Oordeel

Werkgever verwijt werknemer in de ontslagbrief dat hij heeft gehandeld in strijd met de integriteit en bewust misbruik heeft gemaakt van zijn positie binnen de uitvaartonderneming voor persoonlijke belangen. Werkgever verwijt werknemer verder dat hij dat heeft gedaan: a) zonder toestemming van of overleg met de familie van de overledene en/of zijn leidinggevende, en b) ondanks afraden van mevrouw X. Werknemer heeft ten aanzien van hetgeen genoemd onder a) uitsluitend aangevoerd dat normaliter geen toestemming van familie nodig is om een overledene te bezoeken. Dat kan zo zijn, maar daarmee ziet werknemer eraan voorbij dat het er voor werkgever met name om gaat dat hij afscheid is gaan nemen van de overledene op een volstrekt ongebruikelijk tijdstip en zonder dat iemand van werkgever daarbij aanwezig was en dat hij wist of moest begrijpen dat de familie van de overledene dit een kwalijke gang van zaken zou vinden, temeer omdat hij niet op goede voet stond met die familie. Uit de ontslagbrief blijkt voldoende duidelijk dat het daarom gaat. Partijen verschillen van mening over de inhoud van het telefoongesprek dat werknemer op de avond van 21 maart 2017 voorafgaand aan zijn bezoek aan het uitvaartcentrum met mevrouw X heeft gevoerd. Werkgever stelt dat mevrouw X werknemer in dat telefoongesprek heeft afgeraden een bezoek aan het uitvaartcentrum te brengen om afscheid te nemen. Werknemer stelt daarentegen dat mevrouw X in het bewuste telefoongesprek juist heeft gesuggereerd dat hij naar het uitvaartcentrum kon gaan om afscheid te nemen van zijn overleden vriend omdat hij een toegangsdruppel had. De stelplicht en de bewijslast van de aanwezigheid van de dringende reden rust op de werkgever die de arbeidsovereenkomst wegens die dringende reden heeft beëindigd. Het hof zal werkgever dan ook toelaten tot bewijs van zijn stelling dat mevrouw X in het telefoongesprek werknemerd heeft afgeraden een bezoek aan dat uitvaartcentrum te brengen om afscheid te nemen van zijn overleden vriend en hem er nadrukkelijk op heeft gewezen dat een dergelijk bezoek in overleg zou moeten plaatsvinden. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.