Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Struyk Verwo Infra B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 24 mei 2017
ECLI:NL:RBZWB:2017:8679

X/Struyk Verwo Infra B.V.

Asbestzaak, mesothelioom. De kantonrechter acht met name de gezichtspunten c en e van bijzonder belang, zodat niet gezegd kan worden dat het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Feiten

Mevrouw X is de echtgenote, weduwe en erfgename van de in augustus 2015 overleden heer Y. De heer Y is in de periode van 1970 tot ongeveer 1973 monteur en van 1973 tot 1985 technisch bedrijfsleider geweest bij Cruquius (nu Struyk). In de periode van 1973 tot 1985 was de heer Y technisch bedrijfsleider en begaf zich toen regelmatig in de fabriekshallen waar asbesthoudende materialen vrijkwamen. In de periode van 1985 tot 1995 is hij blootgesteld aan asbesthoudende materialen bij het vervangen van asbesthoudende golfplaten. Op 18 september 2014 is bij de heer Y (toen 68 jaar) de diagnose maligne mesothelioom vastgesteld. Bij brief van 3 november 2014 heeft de heer Y Struyk aansprakelijk gesteld voor de door hem als gevolg van zijn ziekte geleden materiële en immateriële schade. Op 5 november 2014 is het Instituut asbestslachtoffers aangevangen met bemiddeling ter verkrijging van schadevergoeding wegens diens ziekte maligne mesothelioom en heeft zij Struyk aansprakelijk gesteld. Bij brief van 22 oktober 2015 heeft het Instituut asbestslachtoffers aan mevrouw X medegedeeld dat de bemiddeling zonder resultaat wordt beëindigd. Begin december 2015 heeft de gemachtigde van mevrouw X nogmaals aan Struyk verzocht om aansprakelijkheid te erkennen en de door de heer Y geleden schade te vergoeden. Als reactie heeft de gemachtigde van Struyk bij e-mailbericht van 15 december 2015 medegedeeld dat Struyk geen aansprakelijkheid erkent en zich beroept op verjaring. Mevrouw X vordert onder meer dat voor recht wordt verklaard dat Struyk onrechtmatig heeft gehandeld jegens de heer Y en mevrouw X, althans tekort is geschoten in de op haar rustende zorgplicht en daardoor schadeplichtig is geworden, alsmede vergoeding van de geleden schade (immaterieel en materieel).

Oordeel

De vraag is allereerst of de heer Y tijdens zijn werkzaamheden bij Cruquius aan asbest is blootgesteld. Als vaststaand wordt aangenomen dat de heer Y in zijn functie als monteur (1970-1973) bij Cruquius aan asbest is blootgesteld. Niet is komen vast te staan dat de heer Y als leidinggevende (1973-1985) is blootgesteld aan asbest. Rest nog de vraag of er blootstelling aan asbest heeft plaatsgevonden tijdens de verbouwingswerkzaamheden in 1987. Mevrouw X dient te bewijzen dat de heer Y in 1987 op het terrein van Cruquius is blootgesteld aan asbest. De bewijslevering kan evenwel achterwege blijven voor zover het beroep van Struyk op verjaring van aansprakelijkheid voor de periode van blootstelling in 1970-1973 niet opgaat en doorbroken wordt.

Doorbreking verjaring? 

De kantonrechter neemt zeven door de Hoge Raad ontwikkelde gezichtspunten in aanmerking. De kantonrechter overweegt dat het feit dat de gevorderde schadevergoeding ten goede zal komen aan mevrouw X als nabestaande geen aanleiding vormt om gezichtspunt (a) ten nadele van haar te laten strekken. De kantonrechter gaat ervan uit dat mevrouw X geen andere uitkering heeft dan de TAS-uitkering. Dit gezichtspunt (b) strekt derhalve eveneens ten voordele van mevrouw X. De kantonrechter is voorts van oordeel dat Cruquius niet kan worden verweten dat zij geen specifieke maatregelen heeft genomen ter voorkoming van iedere blootstelling aan asbest. Op grond van het voorgaande wordt geoordeeld dat er zijdens Cruquius geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Dit gezichtspunt (c) strekt dan ook ten voordele van Struyk. Naar het oordeel van de kantonrechter had Struyk vóór het verstrijken van de verjaringstermijn geen rekening hoeven te houden met de mogelijkheid dat zij voor de schade aansprakelijk zou zijn. Geoordeeld wordt dan ook dat dit gezichtspunt (d) ten voordele van Struyk strekt. Struyk heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende weersproken gesteld dat er weinig documentatie bewaard is gebleven. Daardoor heeft Struyk een beperkte mogelijkheid om verweer te voeren bij doorbreking van de verjaringstermijn en dit gezichtspunt (e) strekt dan ook ten voordele van Struyk. Struyk heeft onweersproken gesteld dat de schade niet door haar verzekering is gedekt, zodat dit gezichtspunt (f) ten voordele van haar strekt. Gebleken is dat de heer Y Struyk binnen enkele maanden na de vastgestelde diagnose mesothelioom aansprakelijk heeft gesteld en geoordeeld wordt dat dit binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden. Dit gezichtspunt (g) strekt dan ook ten voordele van mevrouw X. De gezichtspunten a, b en g pleiten voor doorbreking van de verjaringstermijn, maar daartegenover staan de gezichtspunten c, d, e en f die voor toepassing van de verjaringsregel pleiten. Daarbij acht de kantonrechter met name de gezichtspunten c en e van bijzonder belang, gelet ook op de ratio van het instituut verjaring. Het vorenstaande in aanmerking nemende kan dus niet gezegd worden dat het beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Struyk komt dus een beroep op verjaring toe voor wat betreft de vordering gegrond op de periode 1970-1973. Gezien het voorgaande zal mevrouw X worden toegelaten om te bewijzen dat de heer Y in 1987 op het terrein van Cruquius is blootgesteld aan asbest bij de vervanging van daken.