Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Sijben Wooncenter B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 14 februari 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:1416

werkneemster/Sijben Wooncenter B.V.

Nadat de koop is vernietigd is werkneemster gehouden tot terugbetaling van de door haar ontvangen provisie vanwege de verkoop van een keuken.

Feiten

Werkneemster is op 1 januari 2015 in dienst getreden bij werkgeefster. Werkneemster vervulde laatstelijk de functie van verkoopster keukens. In oktober 2016 heeft werkneemster een provisie ter hoogte van € 1.212,52 ontvangen naar aanleiding van een verkochte keuken in september 2016. Deze order is vernietigd. Op 31 januari 2017 heeft werkneemster haar arbeidsovereenkomst met werkgeefster opgezegd. Na einde dienstverband heeft werkgeefster eind februari 2017 afgerekend. Op de eindafrekening wordt een bedrag van € 1.212,52 bruto aan provisie verrekend, met de toelichting 'negatief provisiebedrag betreft verrekening provisie order 51954'. Werkneemster vordert onder meer betaling van de onterecht verrekende provisie van € 1.212,52, betaling van niet genoten verlofuren en betaling van onterecht verrekende vakantie-uren.

Oordeel Werkneemster heeft in september 2016 een keuken verkocht aan de heer A. Spoedig na deze verkoop werd duidelijk dat er iets niet helemaal klopte en dat deze koop wel eens ongedaan dan wel geannuleerd zou worden. Conform artikel 7 van de 'Aanvulling op de arbeidsovereenkomst' wordt de provisie maandelijks in de maand na de verkoop aan werkneemster uitgekeerd. Dit gebeurde in de praktijk ook en hierover zijn partijen het eens. Artikel 8 bepaalt dat de maandelijkse provisieaanspraken in beginsel een voorschot betreffen dat jaarlijks of bij uitdiensttreding wordt vastgesteld en eventueel verrekend. Ter zitting heeft werkgeefster verklaard dat deze aanvulling niet meer helemaal actueel is, nu de verrekeningen inmiddels, door de automatisering, maandelijks geschieden. In het onderhavige geval is de provisie over de order van A in oktober, zoals gebruikelijk in de maand volgend op die van de verkoop, uitbetaald. Vast staat dat toen nog niet 100% zeker was dat de order geen doorgang zou hebben of hoe de order geen doorgang zou hebben. Gesteld noch gebleken is dat provisies wel eens ‘vastgehouden’ werden in afwachting van de doorgang van een order, zodat dat ook thans niet van werkgeefster behoefde te worden verwacht. Vervolgens ontvangt werkgeefster in januari 2017 een schriftelijke bevestiging dat de koop vernietigd dient te worden wegens een geestelijke stoornis, waarna zij de order uit het systeem haalt. Uitgaande van een verrekening van de provisie een maand achteraf, verrekent werkgeefster de provisie dan ook terecht in februari 2017. Dat dit samen valt met de eindafrekening acht de kantonrechter een toevalligheid. Niet gebleken is immers van omstandigheden dat dit bij een voortzetting van het dienstverband dan niet ook zou hebben plaatsgevonden. Verder wordt onder meer overwogen dat artikel 6 van de 'Aanvulling op de arbeidsovereenkomst' duidelijk is. De werknemer ontvangt provisie op basis van de omzet. Onderhavige order is vernietigd/uit het systeem gehaald en heeft dus geen omzet opgeleverd. De stelling dat over een geannuleerde order wel provisie betaald wordt, wordt ook door dit artikel onderbouwd, nu dan wel sprake is van (enige) omzet (annuleringskosten). Gelet op het voorgaande dient de vordering van werkneemster ten aanzien van de provisie te worden afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster wat betreft de vordering die ziet op de verlofuren niet voldaan aan haar stelplicht. Dit onderdeel van de vordering dient te worden afgewezen. Wat betreft de vakantie-uren acht de kantonrechter het niet onmogelijk dat een 10 tot 15 minuten meer dan waarop recht bestond, zijn opgenomen. In dit uiterst kleine geldelijke belang van € 3,64 ziet de kantonrechter aanleiding dit onderdeel af te wijzen.