Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 14 februari 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:647

werkneemster/werkgeefster

Werkgeefster is aansprakelijk voor het te lage pensioen van werkneemster als gevolg van het verzaken van haar plicht de juiste gegevens voor de berekening van het pensioen door te geven. Werkneemster heeft de verjaring van haar vordering tijdig gestuit.

Feiten

Werkneemster treedt op 1 september 1997 in dienst bij werkgeefster. Aanvankelijk op basis van een overeenkomst van opdracht, maar vanaf 1 juli 1999 op basis van een arbeidsovereenkomst. De gewijzigde arbeidsvoorwaarden zijn niet schriftelijk vastgelegd. Verzekerd zijn een levenslang ouderdomspensioen gerelateerd aan het eindloon met ingang van de eerste dag van de maand waarin werkneemster 62 jaar wordt en een compensatiepensioen om de periode tussen de 62-jarige leeftijd en de 65-jarige leeftijd te overbruggen. Op grond van het pensioenreglement is het niet mogelijk om na het bereiken van de 62-jarige leeftijd nog ouderdomspensioen of compensatiepensioen op te bouwen. In september 2007 bereikt werkneemster de 62-jarige leeftijd. Vanaf 1 september 2007 brengt de pensioenverzekeraar geen premie meer voor werkneemster in rekening, maar werkgeefster blijft maandelijks premie inhouden op het salaris. Werkneemsters pensioen blijkt te laag te zijn omdat haar pensioen berekend is op basis van verouderde loongegevens. Werkgeefster heeft nagelaten de wijzigingen aan de pensioenverzekeraar door te geven. Daarbij stelt werkneemster zich tevens op het standpunt dat ten onrechte geen pensioen is opgebouwd over de periode september 2007 tot september 2010. Werkgeefster vordert schadevergoeding.

Oordeel

Pensioenopbouw september 2007 tot september 2010

Werkneemster heeft aangevoerd dat zij niet wist dat de ingangsdatum van haar pensioenen 1 september 2007 was en dat zij ook niet wist dat zij daarna geen pensioen meer opbouwde. Echter, de gevolgen hiervan komen voor rekening van werkneemster. Van een deelnemer in een pensioenregeling mag namelijk worden verwacht dat deze zich verdiept in zijn eigen pensioensituatie. Ook verwerpt de kantonrechter de stelling dat werkneemster erop mocht vertrouwen dat pensioen na 1 september 2007 werd opgebouwd omdat de pensioenpremie op haar salaris werd ingehouden. Op grond van het pensioenreglement was opbouw na 1 september 2007 niet mogelijk. De voortgezette inhouding van pensioenpremie kan niet worden gekwalificeerd als een aanbod van werkgeefster om een extra aanvullende pensioenverzekering voor haar te sluiten. Werkneemster had daarom geen recht op opbouw van pensioen over de periode 1 september 2007 tot 1 september 2010.

Verjaring

Het staat vast dat werkgeefster na 1999 geen actuele salarisgegevens meer heeft doorgegeven aan de pensioenverzekeraar. Dat had zij als goed werkgever wel moeten doen. Het staat ook vast dat werkneemster schade heeft geleden doordat de opgave niet is gedaan. De kantonrechter kan niet vaststellen dat werkneemster al in 2007 of 2010 heeft geweten dat werkgeefster geen actuele loongegevens had doorgegeven en dat haar pensioen daarom op een te laag bedrag was berekend. Wel blijkt dat werkneemster op 5 november 2014 van de pensioenverzekeraar te horen heeft gekregen dat haar pensioen is berekend op basis van de gegevens van 1999. Zij heeft daarna tijdig de verjaring gestuit. Hieruit volgt dat werkgeefster aansprakelijk is voor de schade die werkneemster heeft geleden en nog lijdt. De onderbrengingsplicht is een van de kernverplichtingen van de werkgever op grond van een pensioenovereenkomst. Hoewel met de vordering een relatief groot bedrag gemoeid is en werkgeefster dat misschien niet zou kunnen opbrengen, levert dat geen afwijzingsgrond op.