Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 6 maart 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:368

werknemer/werkgeefster

Kantonrechter heeft ten onrechte het oude artikel 7:668 BW toegepast. Arbeidsovereenkomst stilzwijgend verlengd voor dezelfde duur en onder dezelfde voorwaarden.

Feiten

Tijdens de comparitie is namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht. Zoals in de SO-formulieren staat vermeld, luidt de enige grief dat de kantonrechter te Rotterdam in de vonnissen niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen werknemer in eerste aanleg had gevorderd of geconcludeerd.

Oordeel

Met betrekking tot de subsidiaire stellingen en de daarop gebaseerde vordering van werknemer, inhoudende dat de arbeidsovereenkomst van partijen – die voor de duur van elf maanden was aangegaan en zou eindigen per 1 oktober 2015 – stilzwijgend is verlengd voor een periode van (nog eens) elf maanden, overweegt het hof het volgende. In dezen is niet van toepassing artikel 7:668 lid 1 (oud) BW, maar artikel 7:668 lid 1 jo. lid 4 aanhef en sub a BW zoals dat sedert 1 januari 2015 geldt. Artikel 7:668 BW zoals dat sinds 1 januari 2015 geldt, heeft in beginsel directe werking. Een werkgever dient een werknemer met een tijdelijk contract uiterlijk een maand voor het verstrijken van de tijd waarvoor het dienstverband is aangegaan, schriftelijk te informeren over de status van het dienstverband bij de afloop van het contract. Laat de werkgever een en ander na, dan wordt de arbeidsovereenkomst van partijen, indien deze wordt voortgezet, geacht te zijn voortgezet voor dezelfde tijd en onder dezelfde voorwaarden. Onbestreden is dat werknemer ook na 30 september 2015 nog taxiwerkzaamheden voor werkgeefster heeft verricht. Naar het oordeel van het hof gaat het daarbij om voortzetting van de werkzaamheden die voor 1 oktober 2015 ook werden uitgevoerd. Waar verder uit niets blijkt dat werkgeefster voldaan heeft aan de informatieplicht, moet de conclusie zijn dat de arbeidsovereenkomst van partijen voor elf maanden is voortgezet, te rekenen vanaf 1 oktober 2015. Aan de aan werknemer gerichte brief gedateerd 21 september 2015 komt geen betekenis toe. Zo deze brief al de door bedoeld artikel 7:668 lid 1 BW voorgeschreven informatie bevat, is deze, nu er sprake is van voorzetting van het dienstverband in de zin van de wet, niet tijdig verzonden. De slotsom van al het voorgaande is dat de vordering van werknemer (de verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst vanaf 30 september 2015 voor elf maanden is voortgezet) en doorbetaling van loon toewijsbaar is.