Naar boven ↑

Rechtspraak

Y B.V./Centrum voor Tandheelkunde Walcheren B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 februari 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:1274

Y B.V./Centrum voor Tandheelkunde Walcheren B.V.

Concurrentiebeding niet analoog van toepassing op overeenkomst van opdracht. Het beding is evenmin in strijd met redelijkheid en billijkheid omdat belangenafweging in voordeel van opdrachtgever uitvalt.

Feiten

Op 25 juni 2012 heeft Centrum voor Tandheelkunde Walcheren B.V. (hierna: CTW) een overeenkomst van opdracht gesloten, op grond waarvan opdrachtnemer X (hierna: X) namens Y B.V. als praktijkmedewerker werkzaam is in de tandartspraktijk van CTW. In de overeenkomst staat onder meer vermeld dat de overeenkomst wordt beëindigd als gevolg van een dringende reden. Een dergelijke reden is aanwezig indien zich met een betrekking tot één der partijen een situatie voordoet, waarin van de andere partij niet in redelijkheid kan worden gevergd dat hij de overeenkomst voortzet. Daarnaast bevat de overeenkomst een concurrentiebeding, dat bepaalt dat X zich gedurende de periode van twee jaar na einde samenwerking niet als tandarts zal vestigen (hetzij als zelfstandige, hetzij bij een andere werkgever) binnen een straal van 35 kilometer, op welke wijze en in welke vorm dan ook. Op 3 november 2016 hebben twee tandartsen van CTW een tuchtklacht tegen X ingediend, omdat zij zich herhaaldelijk niet aan collegiale afspraken heeft gehouden en patiënten met klachten onverzorgd heeft achtergelaten. Deze klacht is door het Tuchtcollege afgewezen. Vervolgens is X op 4 januari 2017 medegedeeld dat CTW voornoemde situatie als dringende reden beschouwt. Op 24 november 2017 heeft X een aanbod gekregen om met een andere tandartspraktijk (gevestigd te Middelburg) samen te werken. CTW heeft geweigerd hiervoor toestemming te verlenen. X vordert thans schorsing van het concurrentiebeding.

Oordeel

Analoge toepassing artikel 7:653 BW op overeenkomst van opdracht

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Hoewel X stelt dat de uitvoering van de overeenkomst kenmerken vertoont van een arbeidsrelatie, erkent zij dat de rechtsverhouding tussen partijen evenwel door een overkomst van opdracht wordt beheerst. Dit brengt met zich dat het bepaalde in artikel 7:653 BW niet van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. Voor een analoge toepassing is geen plaats, nu de steun hiervoor noch in de wet noch in de rechtspraak is te vinden (HR 9 juli 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC0964).

Redelijkheid en billijkheid

Bij de beantwoording van de vraag of het concurrentiebeding tussen partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, dient een tot terughoudendheid nopende maatstaf te worden aangelegd. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het recht op vrije arbeidskeuze een belangrijk recht is, dat in de Grondwet is verankerd. Om deze reden zal ook in het onderhavige geval, waarin artikel 7:653 BW niet van toepassing is, niet elke contractuele beperking van dit grondrecht in stand kunnen blijven. De voorzieningenrechter maakt in dit verband een belangenafweging, waarbij alle feiten en omstandigheden van het geval een rol spelen (Hof ’s-Hertogenbosch 8 januari 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013BY8162). Deze afweging komt neer op het volgende.

Inhoud van het concurrentiebeding

Naar het oordeel van de kantonrechter is een temporeel bereik voor de duur van twee jaar niet ongebruikelijk bij het sluiten van een concurrentiebeding. Ook wordt geoordeeld dat het geografische bereik van 35 kilometer rondom Vlissingen redelijk is. Gelet op deze beperkingen is de inhoud van het beding op zichzelf dan ook niet onredelijk.

Belang CTW versus belang opdrachtnemer X

De kantonrechter oordeelt dat CTW een evident belang heeft bij de handhaving van het concurrentiebeding, aangezien zij wenst te voorkomen dat X haar aan het einde van de overeenkomst concurrentie aandoet. Dit klemt temeer, nu het een feit van algemene bekendheid is dat CTW in een krimpregio is gevestigd. Hiertegenover staat dat X onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom zij niet buiten de straal van 35 kilometer als tandarts werkzaam kan zijn. Het beding beperkt X immers niet in haar vrije keuze om in haar eigen woonplaats dan wel in de rest van Nederland werkzaam te zijn. Daarnaast voert X aan dat zij met de tandartspraktijk te Middelburg wenst samen te werken, omdat zij deze praktijk na een inwerkperiode eventueel zou kunnen overnemen. Dit argument overtuigt de voorzieningenrechter echter niet omdat niet valt in te zien waarom X – indien zij de wens heeft een tandartspraktijk over te nemen – daarvoor geen praktijk buiten het geografische bereik van het concurrentiebeding kan vinden. Hierbij is ook van betekenis dat CTW gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat buiten het geografische bereik momenteel grote vraag is naar tandartsen en verschillende tandartspraktijken te koop worden aangeboden. De belangenafweging leidt derhalve tot het oordeel dat het concurrentiebeding geen ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het grondwettelijke recht van X op vrije arbeidskeuze. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het belang van CTW dan ook te prevaleren boven het belang van X. De vordering wordt afgewezen.