Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 februari 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:1275
Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine/werknemer
Feiten
Werknemer is sinds 28 augustus 2006 bij Zadkine in dienst. Uit hoofde van zijn functie dient werknemer onder meer bezoeken af te leggen bij bedrijven waar studenten stage (kunnen) lopen. Voor die bezoeken maakt werknemer gebruik van een door het TCR ter beschikking gestelde auto (hierna: de BPV-auto of de auto). Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO voor beroepsonderwijs en volwasseneducatie van toepassing (hierna: de cao). Werknemer heeft op 22 juni 2017 bij dhr. J. gemeld dat hij op 21 juni 2017 zijn scooter beschadigd heeft aangetroffen in de personeelsstalling. Vervolgens heeft in de periode vanaf 27 juni 2017 tot en met 14 juli 2017 hierover een e-mailwisseling plaatsgevonden, met name over de betaling van de reparatie van de scooter en de declaratie hiervan bij Zadkine. Op een zeker moment heeft werknemer gezegd dat de scooter was gerepareerd en hij de factuur had betaald. Vervolgens heeft hij een declaratie ingediend. Zadkine is erachter gekomen dat dit een leugen was. Als reden voor zijn eerdere verklaring dat zijn scooter al gerepareerd was en dat betaling van die reparatie al had plaatsgevonden gaf werknemer op dat hij financieel niet in staat was de reparatiekosten te betalen. Tijdens het gesprek van 26 september 2017 is werknemer naar aanleiding van het ‘scooterincident’ geschorst door Zadkine. Bij brief van 19 oktober 2017 heeft Zadkine aan werknemer medegedeeld dat de schorsing wordt verlengd met ten hoogste vier weken, omdat het onderzoek naar de factuur en de schade aan de scooter nog niet helemaal is afgerond en een aantal andere feiten wordt onderzocht. Tijdens de schorsing heeft werknemer een collega en studenten benaderd en hun verzocht een trilplaat die Zadkine in bezit had aan hem af te leveren. Zadkine heeft verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder toekenning van een transitievergoeding.
Oordeel
e-grond
Dat werknemer in strijd met de waarheid heeft gezegd dat hij de door hem aan Zadkine gepresenteerde factuur voor de reparatie van de scooter had betaald (hierna ook: het scooterincident) acht de kantonrechter kwalijk en in strijd met wat van een goed werknemer verwacht mag worden, maar niet zodanig verwijtbaar dat op grond van dat scooterincident van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Uit de correspondentie, waaruit onder de vaststaande feiten geciteerd is, blijkt dat van meet af aan de indruk is gewekt dat Zadkine de schade zou vergoeden. Desondanks had werknemer ruim twee maanden na het schadeveroorzakende incident, nadat hij meerdere e-mails hierover had verstuurd, nog geen schadebedrag ontvangen en vernam hij blijkens de e-mailcorrespondentie dat in ieder geval een factuur van de reparatiekosten beschikbaar moest zijn. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat Zadkine niet voortvarend en zorgvuldig is omgegaan met de schadeafwikkeling. Als onweersproken staat vast dat de scooter nog altijd bij het scooterbedrijf staat, omdat werknemer zelf niet de financiële middelen heeft om de kosten voor de reparatie te dragen. Uiteindelijk is de kantonrechter niet gebleken dat werknemer de intentie had om onterecht en op slinkse wijze geld van Zadkine afhandig te maken. Het gedrag van werknemer valt niet goed te praten, maar Zadkine had als werkgever ook zorgvuldiger kunnen handelen. Partijen twisten over het antwoord op de vraag of werknemer de BPV-auto privé gebruikte. In deze situatie, waarin in ieder geval gedurende een lange periode geen strikt beleid werd toegepast met betrekking tot het gebruik van de BPV-auto en privégebruik van de BPV-auto min of meer oogluikend werd toegestaan én geen duidelijk moment is gebleken waarop hier verandering in is gekomen, acht de kantonrechter het te vergaand dat privégebruik thans als ontslaggrond te honoreren. Ten aanzien van het verwijt dat werknemer alle moeite heeft genomen om gereedschappen, te weten een trilplaat, een afrijlat en een knipper bij hem te laten bezorgen door collega’s en/of studenten tijdens zijn schorsing, overweegt de kantonrechter als volgt. Dat Werknemer het trilplaatje en mogelijk zelfs dat andere gereedschap tijdens zijn schorsing heeft laten bezorgen, acht de kantonrechter niet zodanig ernstig dat om die reden ontbinding (op grond van verwijtbaar handelen) dient te volgen. Uit vorenstaande overwegingen, waarin de verwijten die Zadkine werknemer maakt afzonderlijk zijn besproken, volgt dat werknemer niet zodanig verwijtbaar heeft gehandeld dat van Zadkine in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
g-grond
De kantonrechter is genoegzaam gebleken dat als gevolg van het scooterincident en met name het gedraai van werknemer in dat verband, dat Zadkine zeer hoog opneemt, Zadkine het vertrouwen in werknemer totaal verloren heeft, mede gelet op de voorbeeldfunctie die hij in zijn functie heeft. De kantonrechter acht dit begrijpelijk. Tussen partijen is naar het oordeel van de kantonrechter als gevolg van dit verlies van vertrouwen een zodanig verstoorde arbeidsverhouding ontstaan dat van Zadkine in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsverhouding met werknemer voort te laten duren. In het onderhavige geval geldt dat werknemer op grond van de cao aanspraak kan maken op bovenwettelijke uitkeringen, die bij elkaar de hoogte van de transitievergoeding te boven gaan, indien werknemer recht heeft op een WW-uitkering. Derhalve is een transitievergoeding op grond van artikel 7:673b BW niet toewijsbaar. De kantontonrechter is van oordeel dat de onderhavige zaak een typisch geval is van een situatie waarin de werkgever een incident, dat in casu op zich niet ontslagwaardig is, heeft aangegrepen om hoe dan ook een beëindiging van het dienstverband te bewerkstelligen. De kantonrechter acht een en ander ernstig verwijtbaar aan Zadkine en acht toekenning van een billijke vergoeding dan ook op zijn plaats. Toewijsbaar is een bedrag van € 7.500 bruto. Daarbij wordt rekening gehouden met een gelet op leeftijd, opleiding en ervaring geschatte duur van werkloosheid enerzijds en de bovenwettelijke vergoeding anderzijds.