Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Zorg Interim II B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 7 februari 2018
ECLI:NL:RBNHO:2018:2362

werkneemster/Zorg Interim II B.V.

Van verpleegkundige mag worden verwacht dat zij, nadat werkgever haar hier meermaals om heeft gevraagd, scholingsbehoefte doorgeeft om aan vakbekwaamheidseisen te voldoen. Geen recht op loon.

Feiten

Werkneemster is als verpleegkundige in dienst bij Zorg Interim. Zij vordert betaling van achterstallig loon en vakantietoeslag en stelt dat Zorg Interim op grond van de arbeidsovereenkomst gehouden is haar voor het verrichten van arbeid op te roepen en het loon door te betalen, ook al heeft werkneemster niet gewerkt. Zij heeft zich immers beschikbaar gehouden en zij was bevoegd haar werkzaamheden te verrichten en was voor het grootste deel van de taken als verpleegkundige ook bekwaam. Dat werkneemster niet meer is opgeroepen is een omstandigheid die voor rekening van Zorg Interim moet komen. Zorg Interim betwist de vordering gedeeltelijk. Zorg Interim erkent dat zij het salaris over het jaar 2014 en tot december 2015 verschuldigd is. Voor het overige voert zij aan dat in december 2015 aan werkneemster is duidelijk gemaakt dat zij gegevens moet verstrekken over haar opleiding en bekwaamheid. Omdat werkneemster daaraan niet heeft meegewerkt hoefde Zorg Interim haar (met ingang van december 2015) niet meer op te roepen en geen salaris meer te betalen. Het is de verantwoordelijkheid van werkneemster om haar vakbekwaamheid op peil te houden.

Oordeel

Tussen partijen is in geschil of Zorg Interim ook het loon (en de vakantietoeslag) over de periode na 1 december 2015 moet voldoen. Vastgesteld kan worden dat werkneemster voldoet aan de eisen op het gebied van bevoegdheid die de wet BIG voorschrijft. Eveneens kan worden vastgesteld dat werkneemster niet voldeed aan de eisen van vakbekwaamheid. Zij heeft immers, en dat is niet betwist, voor het laatst scholing gevolg in 2012. Werkneemster was dus niet als verpleegkundige inzetbaar voor Zorg Interim. Zorg Interim is als werkgever gehouden om haar werknemers in staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie. Deze scholingsverplichting is met ingang van 1 juli 2015 expliciet neergelegd in artikel 7:611a BW, maar volgde ook al vóór 1 juli 2015 uit de eis van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW. Zorg Interim heeft weliswaar in diverse brieven gevraagd aan werkneemster om haar op de hoogte te brengen van haar behoefte aan scholing. Echter, pas in de brief van 8 april 2015 staat voldoende duidelijk omschreven wat precies van werkneemster verlangd wordt (het invullen van toegestuurde bekwaamheidslijsten) en wat de consequenties zijn als zij die lijsten niet invult. Pas op dat moment heeft Zorg Interim voldoende inhoud gegeven aan haar scholingsverplichting. Het mag zo zijn dat werkneemster gelet op haar opleidingsniveau (HBO - V) geacht kan worden op de hoogte te zijn van de eis haar bekwaamheid op peil te houden, maar aan de andere kant mag van Zorg Interim verwacht worden dat zij, indien zij een werknemer niet oproept om redenen van bekwaamheid, concreet aangeeft waarop die weigering is gebaseerd. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter pas gebeurd in de brief van 8 april 2016. Omdat werkneemster ook na de ontvangst van die brief niet heeft voldaan aan het verzoek van Zorg Interim om aan te geven wat haar scholingsbehoefte is, is binnen korte tijd na dat moment geen sprake meer van een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. De kantonrechter acht een termijn van ongeveer drie weken voor werkneemster om haar scholingsbehoefte door te geven, dan wel daarover in contact te treden met Zorg Interim redelijk. Het voorgaande betekent dat de vordering van werkneemster over de periode vanaf 1 december 2015 tot en met 30 april 2016 toewijsbaar is, evenals het vakantiegeld over die periode omdat daartegen geen verweer is gevoerd.