Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Lapack B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 27 maart 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:2875

werknemer/Lapack B.V.

Werknemer heeft bewijsaanbod niet nader gespecificeerd nadat debat in hoger beroep was gevorderd. Hof komt niet toe aan bewijsaanbod, waardoor als vaststaand wordt aangenomen dat werknemer niet aan de eisen voldeed die nodig waren voor het normloon conform cao.

Feiten

Werknemer verricht eerst als uitzendwerknemer werkzaamheden bij werkgever, waarna hij vervolgens op basis van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd van een jaar bij werkgever in dienst treedt. Werknemer is telkens werkzaam in de functie van productiemedewerker en verricht zijn werkzaamheden overwegend op de afdeling ‘special products’. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor de Houtverwerkende Industrie van toepassing. In die cao is opgenomen dat het normloon geldt voor de werknemer die aan de eisen van zijn functie voldoet; als de werknemer nog niet aan de eisen voldoet, kan hij ingedeeld worden in de instroomschalen (jaarlijks stijgt het loon één periodiek totdat het normloon is bereikt). De functie van productiemedewerker is ingedeeld in loongroep III. Uit een evaluatieformulier van werkgever blijkt dat werknemers functioneren als matig wordt beoordeeld. Op een gegeven moment verzoekt FNV werkgever achterstallig loon aan werknemer te betalen, omdat hij niet conform de cao betaald zou zijn. Volgens FNV had werknemer namelijk het normloon betaald moeten worden. De kantonrechter wijst de vordering toe, waarna werkgever in hoger beroep gaat. Werkgever stelt zich daarbij op het standpunt dat werknemer niet voldeed aan de eisen van de functie en daarom ingedeeld mocht worden in een instroomschaal.

Oordeel

Ingevolge de toepasselijke cao komt aan de werknemer die aan de eisen van de functie voldoet het normloon toe. De eerste vraag is dan welke eisen aan de functie van productiemedewerker werden gesteld. Een functiebeschrijving of ander stuk waarin de gestelde eisen zijn vastgelegd ontbreekt. Afgegaan kan dus slechts worden op hetgeen partijen hebben aangevoerd. Beide partijen stellen kort gezegd dat een productiemedewerker in de afdeling ‘special products’ zelfstandig, handmatig en op basis van tekeningen producten in elkaar moest kunnen zetten. Werknemer stelt aan deze eisen te voldoen, omdat steeds opnieuw een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is overeengekomen; als hij niet aan de eisen zou voldoen, zouden deze niet zijn gesloten. Werkgever betwist dat werknemer aan de eisen voldeed en beroept zich daarbij op het evaluatieformulier en verklaringen van leidinggevenden.

Het hof stelt voorop dat de bewijslast in casu op werknemer ligt. Werknemer heeft in hoger beroep verzocht zijn in eerste aanleg gedane bewijsaanbod (zichzelf doen horen als getuige) als herhaald te beschouwen. Het voorbehoud is toen aanvankelijk nog gemaakt een nader bewijsaanbod te doen, maar dat nadere bewijsaanbod is niet gekomen. In hoger beroep zal van een partij die bewijs door getuigen aanbiedt, in beginsel mogen worden verwacht dat zij voldoende concreet aangeeft op welke van haar stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft. Werknemer heeft in hoger beroep volstaan met een algemene verwijzing naar het in eerste aanleg gedane bewijsaanbod, welk toen gedane bewijsaanbod (ook) zeer algemeen gesteld was. Het partijdebat heeft zich echter in hoger beroep verder ontwikkeld, in het bijzonder op basis van specifieke verklaringen van leidinggevenden alsmede de inhoud van het evaluatieformulier. In dat licht bezien mocht van werknemer verlangd worden dat hij in hoger beroep nader specificeerde welke stellingen hij nog wilde bewijzen door middel van de door hem zelf af te leggen verklaring. Die specificatie is uitgebleven. Het bewijsaanbod is daarom onvoldoende specifiek te oordelen. Aan bewijslevering komt het hof daardoor niet toe met als gevolg dat in deze procedure thans als vaststaand heeft te gelden dat werknemer gedurende de gehele periode van de elkaar opvolgende dienstverbanden niet voldeed aan de eisen van de functie. Het gevolg daarvan is dan weer dat hem het normloon niet toekwam. Het reeds door werkgever betaalde bedrag na toewijzing door de kantonrechter dient te worden terugbetaald.