Naar boven ↑

Rechtspraak

ABN AMRO Bank N.V./werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 6 april 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:1125

ABN AMRO Bank N.V./werkneemster

Ontbindingsverzoek wegens disfunctioneren afgewezen (d-grond). Schending van verplichtingen uit terugkeerregeling. Recht op passende functie is niet komen te vervallen of verwerkt.

Feiten

Werkneemster is op 1 mei 1985 in dienst getreden bij ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) en voerde incassowerkzaamheden uit. Op een gegeven moment heeft ABN AMRO het debiteurenbeheer uitbesteed aan X B.V. In verband met deze outsourcing is werkneemster automatisch per 1 december 2011 in dienst getreden bij X B.V. Bij deze overgang zijn werkneemster en ABN AMRO een zogenoemde terugkeerregeling overeengekomen, op grond waarvan werkneemster twee jaren na transactiedatum bij ABN AMRO kon worden herplaatst in een passende functie. Eind 2013 heeft werkneemster ervoor gekozen om van deze regeling gebruik te maken. Op 2 december 2013 is zij geplaatst in de passende functie Y. Haar toenmalige leidinggevende heeft in de eerste beoordeling van 2014 aangegeven dat werkneemster te weinig kennis en kunde had om in de passende functie te kunnen werken en dat derhalve sprake was van een ‘mismatch’. In de periode 16 september 2014 tot 15 januari 2015 en 18 februari 2015 tot 9 mei 2015 is werkneemster arbeidsongeschikt geweest. Voor de periode 12 januari 2016 tot en met 14 juli 2016 zijn partijen een verbetertraject overeengekomen, maar dit had onvoldoende resultaat. Partijen zijn tevergeefs op zoek gegaan naar andere passende functies. ABN AMRO verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren (d-grond).

Oordeel

Passendheid van functie

De kantonrechter stelt voorop dat onderzocht dient te worden of ABN AMRO heeft voldaan aan haar verplichting uit de terugkeerregeling om werkneemster, toen zij terugkeerde in 2013, te plaatsen in een passende functie. ABN AMRO voert aan dat zij de functie Y passend achtte vanwege de gelijke salarisschaal en het feit dat werkneemster een cursus Erkend Hypotheekadviseur had gevolgd. Beide omstandigheden leiden evenwel niet tot het oordeel dat de door ABN AMRO aangeboden functie Y passend was. In dit verband is van betekenis dat werkneemster, los van de door haar gevolgde cursus, geen enkele ervaring op het gebied van hypotheken had. Verder is op zitting komen vast te staan (1) dat de functie een mismatch was, (2) dat werkneemster over onvoldoende kennis en kunde beschikte en (3) dat werkneemster op zoek was naar een andere functie omdat zij zelf aangaf dat het werk van functie Y niet bij haar paste. De kantonrechter leidt uit het voorgaande af dat de door ABN AMRO aangeboden functie geen passende functie was, omdat deze niet aansloot bij de capaciteiten, kennis en ervaring van werkneemster. Dit brengt met zich dat ABN AMRO niet aan haar verplichting zoals vastgelegd in de terugkeerregeling heeft voldaan.

Verval van recht

ABN AMRO voert aan dat het recht op een passende functie is vervallen, doordat werkneemster niet binnen zes weken nadat zij in functie Y was geplaatst, bij de geschillencommissie bezwaar heeft gemaakt. De kantonrechter volgt ABN AMRO hierin niet. Allereerst is niet gebleken dat in de terugkeerregeling is verwezen naar een bepaling over de geschillencommissie in de ABN AMRO cao. Voorts blijkt uit de ABN AMRO cao niet dat een werknemer rechten verliest en/of de burgerlijke rechter niet meer kan benaderen indien niet binnen zes weken bezwaar wordt gemaakt. Van verval van recht is dan ook geen sprake.

Rechtsverwerking

Van rechtsverwerking is evenmin sprake, nu ABN AMRO het bestaan van bijzondere omstandigheden onvoldoende heeft gesteld. Partijen wisten vanaf het begin dat werkneemster geen ervaring had met hypotheken en haar kennis en kunde op dit gebied moest vergroten om geschikt te worden voor de functie. Dat dit laatste niet is gelukt, kan werkneemster niet worden verweten nu niet is gebleken dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen tijdens het verbetertraject. Door wel te proberen haar kennis en kunde te vergroten, heeft werkneemster juist uiting gegeven aan goed werknemerschap. ABN heeft hieruit dan ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat werkneemster haar recht op een passende functie niet meer geldend zou maken indien de door beide partijen beoogde verbetering niet zou worden behaald. Verder heeft ABN AMRO niet gesteld dat haar positie onredelijk is verzwaard of benadeeld, nu werkneemster zich erop beroept dat geen passende functie is aangeboden. Dit probleem had ABN AMRO al in 2013 en is door de medewerking van werkneemster aan het verbetertraject en aan het zoeken van een andere functie niet vergroot. Dat er geen passende functie beschikbaar is, komt dan ook voor risico van ABN AMRO. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de d-grond wordt afgewezen.