Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 24 april 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:1393
werknemer/BK Corporate International B.V.
Feiten
BK beheert voor haar internationale cliëntèle verschillende in Nederland gevestigde vennootschappen. Werknemer is op 1 september 2015 in dienst getreden bij BK. Op 11 november 2016 heeft X, managing director van BK, gesproken met D. Lamberti. Lamberti is een Argentijnse belastingadviseur, die optrad namens zijn cliënte MRT. BK verrichtte eveneens diensten voor MRT. Lamberti verrichtte (onder meer) voor vijf Nederlandse vennootschappen advieswerkzaamheden en trad namens die vijf vennootschappen op als vertegenwoordigingsbevoegde. Op een gegeven moment is werknemer voorgesteld aan Lamberti. Werknemer is vervolgens op vakantie gegaan naar Argentinië. Tijdens zijn verblijf in Argentinië heeft hij contact gehad met Lamberti die hem gevraagd heeft bestuurder te worden van de vijf bedoelde vennootschappen. Werknemer heeft hiermee ingestemd. BK is er op 2 januari 2017 achter gekomen dat werknemer van plan was om zich als bestuurder van de vijf vennootschappen in te laten schrijven bij de KvK. Werknemer heeft toegelicht dat het om een vriendendienst voor Lamberti ging, waarop BK heeft uitgelegd dat de inschrijving een integriteitsrisico kon opleveren voor BK en de aandacht van DNB of de media zou kunnen trekken. Bij e-mail van 4 januari 2017 heeft BK werknemer geschorst omdat hij zich als bestuurder van de vennootschappen had ingeschreven, langer vakantie had genomen dan was toegestaan en op zijn LinkedInprofiel had vermeld dat hij was benoemd tot Advisory board member. BK heeft werknemer na een gesprek op 9 januari 2017 op staande voet ontslagen en dit ontslag bij brief van dezelfde dag bevestigd. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat BK werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen en het verzoek van werknemer tot betaling van een billijke vergoeding afgewezen. Werknemer komt hiertegen in hoger beroep.
Oordeel
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat als niet weersproken vast dat integriteit voor een onderneming als die van BK van het grootste belang is. Trustkantoren kunnen alleen bestaan wanneer zij – en hun werknemers – aan de opgelegde verplichtingen voldoen en van onbesproken gedrag zijn. BK heeft daarvoor regels opgesteld en werknemer heeft niet weersproken dat hij deze regels – waarvan de naleving gelet op zijn functie van legal affairs manager zonder meer van hem verwacht mocht worden – kende en de scholing en opleidingen die daarop zien heeft gevolgd. Verder is in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen. De Compliance Procedure Manual en het personeelshandboek bevatten soortgelijke bepalingen. Werknemer heeft aangevoerd dat het verbod op nevenwerkzaamheden niet van toepassing is, omdat zijn inschrijving als bestuurder van de vijf vennootschappen een vriendendienst betreft en hij daarvoor geen vergoeding ontvangt. Een redelijke uitleg van de aangehaalde bepalingen brengt – gelet op het belang van integriteit dat deze bepalingen beogen te beschermen – naar het oordeel van het hof mee dat deze bepalingen ook van toepassing zijn in situaties waarin zaken onbezoldigd worden gedaan. Ondanks dringend verzoek en waarschuwing heeft werknemer geweigerd de instructies van BK op te volgen. Deze gedragingen van werknemer zijn ernstig verwijtbaar en vormen op zichzelf reeds een objectief dringende reden voor ontslag op staande voet. Naar het oordeel van het hof is ook sprake geweest van een subjectief dringende reden. Werknemer was ten tijde van het ontslag pas zestien maanden in dienst van BK. Gezien zijn leeftijd en opleiding zullen de gevolgen van het ontslag op staande voet voor werknemer niet onoverkomelijk hoeven te zijn.