Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/PriceWaterhouseCoopers B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 31 oktober 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:10554

werknemer/PriceWaterhouseCoopers B.V.

Assistent van partner accountantsbureau niet ontslagen op d-grond, maar wel op g-grond. Kantonrechter komt terug op standpunt dat ontbinding op g-grond slechts kan worden uitgesproken als beide partijen hebben bijgedragen aan verstoorde verhouding. In dit geval is verstoring volledig en ernstig te verwijten aan werkgeefster, doordat partner zich volstrekt onredelijk heeft opgesteld.

Feiten

Werkneemster is vanaf het begin van haar dienstverband werkzaam voor een van de partners van werkgeefster, de heer X. Tot en met 2013 ontvangt werkneemster goede beoordelingen. In 2012/2013 wijzigt de ondersteunende organisatie van werkgeefster. Al het ondersteunend personeel wordt in een aparte bv ondergebracht, als gevolg waarvan de ondersteunende medewerkers zowel aangestuurd worden vanwege deze bv als door de partner voor wie zij werken. Van de formele leiding, de voornoemde bv, ontvangt zij in de periode 2013-2015 tweemaal een onvoldoende beoordeling, alsook een schriftelijke waarschuwing. Eind 2015 bedankt de heer X haar echter persoonlijk voor alle support en goede werkzaamheden. In de week van 11 december 2016 ondervindt werkneemster ernstige wateroverlast. De heer X vraagt haar op de dag van de reparatie van de lekkage naar kantoor te komen om werkzaamheden te verrichten. Werkneemster weigert. Tevens weigert zij de opdracht een schema te vertalen in het Engels. Dit gaat haar kennis en kunde namelijk te boven. Werkgeefster schorst haar vervolgens en stelt een ontbindingsverzoek in, primair op de d-grond en subsidiair op de g-grond.

Oordeel

Ontbinding op de d-grond

De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de hele kwestie niet zou zijn gerezen als de reorganisatie van 2012/2013 achterwege zou zijn gebleven. Aangenomen moet immers worden dat de heer X tevreden was met de wijze waarop werkneemster haar functie invulde. Wat betreft haar inhoudelijk functioneren in de uitoefening van haar werkzaamheden voor de heer X zijn er in het dossier geen opmerkingen terug te vinden betreffende haar taakvervulling. Het is de kantonrechter voorts echter een raadsel waarom de heer X zijn wil meende te moeten doordrukken door werkneemster te gebieden te komen werken op de dag van de reparatie. Helaas heeft hij dit niet willen of kunnen toelichten. De kantonrechter kan niet anders concluderen dan dat hier sprake is van een onredelijke opstelling. Hetzelfde geldt voor de opdracht om een accountants-technisch schema in het Engels te vertalen. Alles bijeen is de kantonrechter van oordeel dat werkgeefster er niet in geslaagd is het disfunctioneren van werkneemster zodanig te onderbouwen dat daaruit de conclusie kan worden getrokken dat het dienstverband niet kan worden voortgezet. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden ontbonden op de d-grond.

Ontbinding op de g-grond

Intussen kan wel worden vastgesteld dat de verhoudingen blijvend zijn verstoord. Eerder heeft de kantonrechter meermalen overwogen dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond slechts mogelijk is als beide partijen hebben bijgedragen aan de verstoring van de verhouding en deze als zodanig ervaren, maar op dat standpunt komt de kantonrechter hierbij terug. Werkneemster heeft van haar zijde niet of nauwelijks aan de verstoring bijgedragen. Zij heeft loyaal meegewerkt aan de diverse trajecten waaraan zij is onderworpen en zich zonder ooit haar geduld te verliezen in keurige en concrete bewoordingen standvastig verweerd. De wijze van handelen van werkgeefster welke heeft geleid tot de onontkoombare toewijzing van het verzoek, is werkgeefster ernstig te verwijten en rechtvaardigt toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter overweegt dat de rechtsoverwegingen uit New Hairstyle mutatis mutandis van toepassing zijn voor de billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 sub c BW. Deze rechtsoverwegingen, waarbij de kantonrechter vooropstelt dat in de transitievergoeding een compensatie moet worden geacht te liggen voor de gevolgen van het ontslag, leiden tot de conclusie van de kantonrechter dat een vergoeding van 40.000 euro bruto moet worden betaald, zijnde de transitievergoeding en billijke vergoeding gezamenlijk. Daarnaast wordt werkgeefster veroordeeld tot betaling van een vergoeding van 7.500 euro aan immateriƫle schade.