Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 4 juni 2018
ECLI:NL:RBNHO:2018:4537
Facta Aandrijftechniek B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 30 november 1992 in dienst getreden bij Facta Aandrijftechniek B.V. (hierna: Facta). Zijn laatste functie is die van ‘eerste monteur binnendienst’ met een salaris van € 2.552,30 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. In 2013 heeft werknemer een laatste officiële waarschuwing gekregen, omdat hij weigerde een werkopdracht uit te voeren. Daarbij is aan werknemer medegedeeld dat hij zou worden ontslagen, indien hij zijn houding niet zou verbeteren of een nieuw incident zou veroorzaken. Vervolgens zijn partijen in 2015 een eerste verbetertraject ten aanzien van het functioneren en het gedrag van werknemer gestart. Dit verbetertraject is afgesloten met een beoordelingsgesprek, waarbij het functioneren van werknemer met een ‘onvoldoende’ is beoordeeld en de arbeidsrelatie tussen partijen als ‘verstoord’ is aangemerkt. Ondanks de negatieve beoordelingen heeft Facta besloten de situatie enige tijd aan te zien, waarna medio 2017 een tweede verbetertraject heeft plaatsgevonden. Werknemer heeft het tweede verbetertraject positief afgerond. Vervolgens is werknemer per 1 januari 2018 onder leiding geplaatst van een nieuwe leidinggevende, die na twee maanden heeft aangegeven dat sprake is van een onwerkbare situatie met werknemer. Facta verzoekt derhalve ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond. Werknemer stemt in met ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst en verzoekt een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding wordt ontbonden, omdat tussen partijen vaststaat dat sprake is van een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding. Deze verstoring is volgens de kantonrechter wel in overwegende mate te wijten aan het handelen van Facta, zodat haar ter zake hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hierbij is het volgende van belang.
Ernstig verwijtbaar handelen
Allereerst wordt overwogen dat Facta onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zich na het tweede, positief afgeronde, verbetertraject incidenten hebben voorgedaan. Hier komt bij dat werknemer ook na het tweede verbetertraject op geen enkel moment door Facta is gewaarschuwd dat het (toch) niet goed ging met zijn werkhouding en/of dat voor Facta de maat bijna vol was. Deze handelwijze is ernstig verwijtbaar, omdat vast is komen te staan dat Facta werknemer voorafgaand aan het tweede verbetertraject wél meermaals heeft aangesproken en gewaarschuwd. De kantonrechter kan dan ook niet aannemen dat de werkhouding van werknemer na de wissel van leidinggevende (verder) is verslechterd. Het had op de weg van Facta gelegen om in ieder geval te proberen de negatieve verhouding tussen werknemer en zijn nieuwe leidinggevende te verbeteren. In plaats daarvan heeft zij aan werknemer een vaststellingsovereenkomst overhandigd en gelijktijdig een ontbindingsverzoek ingediend. De slotsom is dat werknemer als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Facta aanspraak maakt op een billijke vergoeding. Daarnaast wordt Facta ook veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding (€ 36.973,64 bruto).
Hoogte billijke vergoeding
De kantonrechter houdt bij het berekenen van de hoogte van de billijke vergoeding rekening met de omstandigheid dat werknemer – hoewel hij naar eigen zeggen een beperkte opleiding heeft genoten – een uitstekend vakman is en jarenlange werkervaring heeft. Ook wordt rekening gehouden met de onweersproken stelling van Facta dat in de werkomgeving van werknemer regelmatig vacatures bij soortgelijke ondernemingen openstaan, zodat aannemelijk wordt bevonden dat werknemer binnen afzienbare tijd een baan met vergelijkbaar salaris zal vinden. De billijke vergoeding wordt vastgesteld op € 75.000 bruto.