Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 8 juni 2018
ECLI:NL:RBOVE:2018:2068
werknemer/EuropeSecurity B.V.
Feiten
Na een stage is werknemer per 7 juli 2014 in dienst getreden bij EuropeSecurity in de functie van leerling-servicemonteur. Op 18 januari 2016 is dit omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in functie van servicemonteur. Beide arbeidsovereenkomsten bevatten een concurrentiebeding voor de duur van vijf jaren na beëindiging van de arbeidsovereenkomst en voor een straal van 80 km. In de Huishoudelijke Regels van EuropeSecurity, die door werknemer op 5 januari 2015 voor ontvangst zijn getekend, is eveneens een vergelijkbaar concurrentiebeding en een relatiebeding opgenomen. Werknemer heeft gesolliciteerd bij X. Dit bedrijf heeft werknemer een aanbod gedaan in dienst te treden, waarbij er in functies mogelijkheden zijn bij zowel Y als Z. EuropeSecurity beroept zich op het concurrentie- en relatiebeding en weigert met indiensttreding door werknemer bij een van deze bedrijven in te stemmen. Werknemer vordert in kort geding onder meer schorsing van het concurrentie- en relatiebeding.
Oordeel
Het concurrentiebeding, opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, is rechtsgeldig tot stand gekomen. Het relatiebeding in het huishoudelijke reglement niet, nu dit is getekend tijdens de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en een schriftelijke motivering met zwaarwegende bedrijfs- en/of dienstbelangen ontbreekt. Anders dan door werknemer is betoogd, is Y te beschouwen als een directe concurrent van EuropeSecurity. Indiensttreding door werknemer bij dit bedrijf leidt dan ook tot overtreding van het concurrentiebeding. Voor schorsing van het concurrentiebeding heeft als uitgangspunt te gelden dat het belang van EuropeSecurity hierin gelegen dient te zijn dat de werknemer door zijn arbeidskeuze na beëindiging van het dienstverband geen situatie bewerkstelligt waarbij sprake is van oneerlijke concurrentie. Die situatie zal zich met name voordoen indien de werknemer door de kennis van de werkwijze, de klanten en de overige bedrijfsgeheimen van EuropeSecurity zichzelf (of zijn nieuwe werkgever) een positie verschaft waarbij sprake is van ongerechtvaardigd voordeel in het concurrerend handelen. Volgens vaste rechtspraak gaat het daarbij niet om door de werknemer tijdens het dienstverband door eigen toedoen verworven kennis en vaardigheden, maar om de inbreng van EuropeSecurity om de werknemer in staat te stellen de overeengekomen werkzaamheden optimaal te laten verrichten. Derhalve moet beoordeeld worden wat de inbreng van EuropeSecurity is geweest in de opleiding en de specifieke deskundigheid van werknemer die hij nodig had om zijn werk als servicemonteur bij EuropeSecurity te kunnen uitvoeren. Dat werknemer specialistische cursussen heeft gehad, op kosten en gedurende werktijd van EuropeSecurity, is niet onderbouwd gesteld en door werknemer betwist. Ook overigens is niet onderbouwd gesteld dat werknemer over zodanige kennis en ervaring beschikt die uit concurrentietechnisch oogpunt voor EuropeSecurity bedreigend is. Waar werknemer ‘waarde’ heeft, lijkt dat vooral te zitten in zijn eigen handigheid. Dat wordt niet beschermd door het concurrentiebeding. Voorts is het concurrentiebeding van vijf jaar, zeker voor deze functie, onacceptabel lang. De straal van 80 km valt niet te begrijpen nu EuropeSecurity vooral internationaal werkt. De primaire vordering tot volledige schorsing van het concurrentiebeding zal dan ook worden toegewezen.