Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 12 juni 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:5567

werknemer/werkgeefster

Werknemer weigert passende arbeid te verrichten. Werkgeefster toch gehouden tot loondoorbetaling, nu zij de stopzetting van het loon niet vooraf aan werknemer heeft aangekondigd (althans werknemer de brief niet heeft ontvangen).

Feiten

Werknemer is op 1 december 2016 voor bepaalde tijd (één jaar) bij werkgeefster in dienst getreden. In mei 2017 heeft werknemer te horen gekregen dat hij niet voldoet als bedrijfsleider en dat daarom de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. Op 6 juni 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld. Naar aanleiding van dat bezoek aan de bedrijfsarts zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan. Dat heeft ertoe geleid dat werknemer met ingang van 15 juni 2017 aan de slag is gegaan als baliemedewerker. Op 2 oktober 2017 heeft werknemer zich opnieuw ziek gemeld. Partijen hebben vervolgens (wederom) tevergeefs geprobeerd om overeenstemming te bereiken over een eerder einde van de arbeidsovereenkomst dan initieel overeengekomen. Op 25 oktober 2017 heeft werknemer een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, omdat hij van mening is dat de functie van baliemedewerker niet passend voor hem is. Het UWV heeft geoordeeld dat die werkzaamheden wél passend zijn. Bij brief van 30 oktober 2017 laat werkgeefster aan werknemer weten dat zij het loon met ingang van 1 november 2017 zal stopzetten indien werknemer blijft volharden in zijn weigering om passende arbeid te verrichten. Werknemer geeft aan de brief niet te hebben ontvangen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is van rechtswege geëindigd op 1 december 2017. Werknemer vordert onder meer het loon over november 2017 en zijn vakantiebijslag.

Oordeel

Ter zitting heeft de kantonrechter vastgesteld dat de brief van 30 oktober 2017 (over de loonstopzetting) niet door werknemer is ontvangen. Nu werkgeefster de stopzetting van het loon niet vooraf aan de werknemer heeft aangekondigd zoals de wet dat voorschrijft, kan werkgeefster geen beroep meer doen op de weigering door werknemer om passende arbeid te verrichten. Dit brengt mee dat werkgeefster het loon over november 2017 dient te betalen. Vanwege het deskundigenoordeel van het UWV dat het werk van werknemer als baliemedewerker passend werd geacht, kon werkgeefster tot dit vonnis redelijkerwijs menen de loonbetalingsverplichting niet te hebben. Deze omstandigheid rechtvaardigt matiging van de wettelijke verhoging, zeker in kort geding, tot 15%. Ten aanzien van de wettelijke verhoging over die vakantiebijslag (die wordt toegewezen voor zover nog niet betaald) bestaat in dit geval geen reden tot matiging.