Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 april 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:1112
werknemer/Futura Composites B.V.
Feiten
Werknemer is van 15 januari 2008 tot 18 januari 2017 in loondienst van Futura geweest. Op 18 januari 2017 heeft Futura werknemer op staande voet ontslagen wegens het zonder toestemming wegnemen en voor eigen voordeel verkopen van koperen platen toebehorend aan Futura. Werknemer heeft in het hem gegeven ontslag berust. Futura heeft bij de politie aangifte gedaan. Werknemer is hierop vervolgd en door de strafrechter veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf wegens de diefstal van koperen platen. Werknemer is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Op verzoek van Futura heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat het hierboven bedoelde ontslag op staande voet terecht is gegeven en dat werknemer tegenover Futura onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft werknemer voorts veroordeeld tot betaling van bedragen van € 370,39 (gefixeerde schadevergoeding), € 15.613,20 (schadevergoeding), € 5.000 en € 629,30 (vergoeding op grond van art. 6:96 lid 2 sub b BW) aan Futura. Werknemer komt hiertegen in hoger beroep.
Oordeel
Werknemer betoogt dat hij uit hoofde van de gefixeerde schadevergoeding na verrekening met zijn loonvordering per saldo geen bedrag van € 370,39 bruto aan Futura is verschuldigd, maar een bedrag van € 44,66 bruto. Nu Futura hiertegen geen verweer (meer) heeft gevoerd en dat bedrag het hof voorts niet onjuist voorkomt, is werknemer uit hoofde van de gefixeerde schadevergoeding na verrekening per saldo € 44,90 bruto aan Futura verschuldigd. Werknemer bestrijdt voorts dat het verzoek tot verklaring voor recht dat hij tegenover Futura onrechtmatig heeft gehandeld, in het huidige geding kan worden gedaan en worden toegewezen, alsook dat hij in de beschreven zin onrechtmatig heeft gehandeld De eerste klacht steunt op de stelling dat het genoemde verzoek tot verklaring voor recht niet inhoudt een vordering verband houdend met het einde van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:686a, derde lid, BW, aangezien dat verzoek is gegrond op het bepaalde in artikel 6:162 BW en het werknemer verweten onrechtmatig handelen gedragingen betreft die losstaan van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het hof overweegt hierover als volgt. Juist is dat het gegeven ontslag op staande voet is gegrond op feiten die onafhankelijk van (de schending van) de verbintenissen van werknemer uit de arbeidsovereenkomst, een onrechtmatige daad tegenover Futura (kunnen) opleveren. Niet in geschil is echter dat die feiten, als zij zijn begaan, ook een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:677, eerste lid, BW opleveren en dat Futura zich op het bestaan van een zodanige dringende reden, wortelend in dezelfde feiten als ten aanzien waarvan zij werknemer verwijt onrechtmatig te hebben gehandeld, heeft beroepen. Gelet op deze samenloop houdt het verzoek tot verklaring voor recht verband met het einde van de arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:686a, derde lid, BW. Dat verzoek kan dus in dit geding worden gedaan en, indien gegrond, worden toegewezen. De tweede hierboven bedoelde klacht houdt een stellige ontkenning in van het verwijt dat werknemer zonder toestemming koperen platen van Futura heeft weggenomen, met het (kennelijke) doel deze te verkopen. Die ontkenning gaat eraan voorbij dat uit haar vestiging te Heerhugowaard aan Futura toebehorende koperen platen zijn weggenomen, dat bij het wegnemen van zulke platen op 17 januari 2017 de personenauto van werknemer is gebruikt en dat werknemer bij ten minste twee gelegenheden zonder toestemming (weggenomen) koperen platen van Futura heeft verkocht aan een derde. De afwezigheid van een afdoende verklaring voor het gebruik van zijn auto en het voorhanden hebben van aan Futura toebehorende koperen platen in samenhang met de verkoop van zulke platen door werknemer brengt mee dat, als niet voldoende betwist, moet worden geoordeeld dat werknemer zonder toestemming koperen platen van Futura heeft weggenomen, met het (kennelijke) doel deze te verkopen. Hierdoor heeft hij tegenover Futura onrechtmatig gehandeld, zoals bij de bestreden beschikking voor recht is verklaard.