Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 april 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:1256
werknemer/V.O.F. Restaurant La Casa De Michael c.s.
Feiten
Werknemer heeft in 2016 als werknemer van La Casa gedurende enige tijd in dat restaurant werkzaamheden verricht in de bediening. Partijen zijn daartoe een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten zes maanden, aangegaan. Er is een proeftijd van één maand overeengekomen. Op 29 maart 2016 ’s ochtends heeft werknemer zich ziek gemeld. Eveneens op 29 maart 2016 heeft geïntimeerde sub 3, bij daags tevoren gedateerde brief, onder het kopje ‘arbeidsovereenkomst opzeggen’ aan werknemer meegedeeld: ‘Naar aanleiding van ons gesprek van vandaag 28 maart 2016, wens ik deze gesprek (…) schriftelijke te bevestigen. U werkt bij ons sinds 01 maart 2016 met een proeftijd van een maand volgens artikel 2 van uw arbeidsovereenkomst. Via deze wil ik u informeren dat uw arbeidsovereenkomst eindigt vandaag 28 maart in de proeftijd. (…) Dank u voor de samenwerken, en wens u veel succes.’ Het principale beroep is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter erop neerkomend dat La Casa door middel van een mededeling werknemer op staande voet heeft ontslagen en dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen hierdoor rechtsgeldig is geëindigd.
Oordeel
La Casa c.s. hebben in dit verband aangevoerd dat geïntimeerde sub 3 aan het slot van het hierboven bedoelde gesprek, werknemer te verstaan heeft gegeven, naar de kern genomen, dat het zijn laatste werkdag bij La Casa was geweest en dat hij niet meer welkom was in het restaurant. La Casa c.s. voeren voorts aan, opnieuw naar de kern genomen, dat deze mededeling is gedaan nadat geïntimeerde sub 3 werknemer had aangesproken op het wegnemen van gelden uit de kassa, het laten verdwijnen van kassabonnen en het bedreigen, tijdens de onder 3.4 genoemde ruzie aan het begin van de avond op 28 maart 2016, van een andere werknemer van La Casa met een mes. De gestelde mededeling dat het zijn laatste werkdag was geweest en dat hij niet meer welkom was, is echter uitdrukkelijk weersproken door werknemer toen hij in eerste aanleg als getuige is gehoord tot het leveren van tegenbewijs. De gestelde bedreiging met een mes staat bovendien op gespannen voet met de verklaring van een van de politieagenten die zich op 28 maart 2016 naar het restaurant hebben begeven, welke agent als getuige in eerste aanleg heeft verklaard dat sprake was van ‘een welles/nietes verhaal’, waarbij werknemer en een andere werknemer ieder zeiden door de ander met de dood te zijn bedreigd. Met de aanwezigheid van een mededeling waaruit voor werknemer aanstonds duidelijk was, althans in redelijkheid geen enkele twijfel kon bestaan, dat en waarom hij op staande voet was ontslagen, strookt al helemaal niet de aangehaalde brief van 29 maart 2016 van geïntimeerde sub 3 aan werknemer. Die brief maakt geen melding van een ontslag op staande voet of van een daaraan ten grondslag gelegde reden, maar spreekt slechts van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de overeengekomen proeftijd en sluit af met een dankwoord en een succeswens aan werknemer. Deze bewoordingen duiden juist níet op een ontslag op staande voet. Het bovenstaande leidt tot de gevolgtrekking dat in dit geding niet gebleken is dat La Casa een mededeling aan werknemer heeft gedaan waaruit voor werknemer aanstonds duidelijk was dat en om welke reden hij op staande voet was ontslagen, of op grond waarvan daaromtrent voor hem in redelijkheid geen enkele twijfel kon bestaan. Thans moet aan de orde komen de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd doordat La Casa deze in de overeengekomen proeftijd heeft opgezegd. Partijen gaan er ogenschijnlijk aan voorbij dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van zes maanden en dat artikel 7:652, vierde lid, BW sinds 1 januari 2015 bepaalt dat bij arbeidsovereenkomsten aangegaan voor ten hoogste zes maanden, geen proeftijd kan worden overeengekomen. Nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen ná 1 januari 2015 tot stand is gekomen, is het proeftijdbeding daarom wegens de duur van de overeenkomst nietig op grond van het bepaalde in artikel 7:652, achtste lid aanhef en onder f, BW. De opzegging in de proeftijd waarop La Casa zich beroept, heeft alleen al hierom de arbeidsovereenkomst niet doen eindigen. De slotsom uit het bovenstaande is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen noch door ontslag op staande voet, noch door opzegging in de proeftijd is geëindigd.