Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 juni 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:4468
Werknemer/Teamflex Personeelsdiensten B.V.
Feiten
Sinds 30 juli 2013 is werknemer voor Teamflex werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur op basis van verschillende uitzendovereenkomsten. Werknemer is ten gevolge van ernstige rugklachten met ingang van 2 september 2015 arbeidsongeschikt. Met ingang van 29 augustus 2016 is werknemer passend werk gaan verricht als asfaltinspecteur. Hiertoe is een uitzendovereenkomst aangegaan die van rechtswege is geëindigd op 1 januari 2017. Per 29 oktober 2016 heeft werknemer geen ziektewetuitkering meer ontvangen, omdat het UWV heeft geoordeeld dat hij meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voorafgaand aan de ziekmelding op 2 september 2015. Op 25 november 2016 heeft werknemer zich opnieuw ziek gemeld. Teamflex is een eigenrisicodrager voor de Ziektewet. Werknemer vordert onder meer dat Teamflex bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van achterstallig brutosalaris en ziektewetuitkering.
Oordeel
Ter zitting is gebleken dat tussen partijen niet in geschil is dat werknemer zich op 25 november 2016 heeft ziek gemeld en zich daarna – in het bijzonder in de periode tussen 25 november 2016 en 1 december 2016 – niet opnieuw ziek heeft gemeld. De vraag is of werknemer dit wel had moeten doen. Daarvoor is onder andere bepalend of werknemer met de bedrijfsarts heeft afgesproken dat hij per 1 december 2016 hersteld was, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. Werknemer betwist het bestaan van deze afspraak. De kantonrechter is van oordeel dat uit de omstandigheden van dit specifieke geval voldoende volgt dat werknemer hersteld zou zijn per 1 december 2016, tenzij hij zich opnieuw ziek meldde. Hiertoe is onder meer bepalend dat de contactrapportage met de bedrijfsarts onder andere over de ziekte van werknemer vermeldt: 'Werknemer heeft hiervoor behandeling en verwacht dat dit verbeterd. Werknemer geeft aan na de behandeling meestal enkele dagen nodig te hebben.' Uit dit deel van de rapportage, waarvan de juistheid niet door werknemer is betwist, blijkt dat werknemer en de bedrijfsarts op 28 november 2016 beiden uitgaan van een korte periode van arbeidsongeschiktheid. In deze omstandigheden mocht van werknemer worden verlangd, ongeacht of daar nu een specifieke datum voor is afgesproken, dat hij de bedrijfsarts en/of Teamflex op de hoogte stelde zodra hij bemerkte dat zijn ziekte langer zou gaan duren dan enkele dagen. Voorts is van belang dat er op 7 december 2016 telefonisch contact is geweest tussen werknemer en een medewerker van Teamflex. Tijdens dit gesprek is er volgens partijen gesproken over werkhervatting en de hoeveelheid opdrachten die Teamflex aan werknemer kon aanbieden. Het bespreken van dit onderwerp ligt niet in de rede als werknemer op dat moment ziek is en zijn werk dus helemaal niet kon uitvoeren. De vordering tot betaling van achterstallig salaris zal aldus worden afgewezen. Voordat sprake kan zijn van een nieuwe aanspraak op ziektewetuitkering dient de ziekte waardoor werknemer opnieuw uitviel door een bevoegd bedrijfsarts te worden vastgesteld. Niet is gebleken dat werknemer in de periode waar de vordering op ziet (1 januari 2017 tot 2 september 2017) door een bevoegd bedrijfsarts ziek is verklaard. Er bestaat daarom geen nieuwe aanspraak op ziektewetuitkering en de vordering zal worden afgewezen.