Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Duic B.V.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 juli 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:3119

X/Duic B.V.

Hoofdredacteur is, gelet op onder andere de partijbedoeling en het ontbreken van een gezagsverhouding, niet werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst.

Feiten

De activiteiten van Duic (De Utrechtse Internet Courant) zien op onder meer het uitgeven, exploiteren en ontwikkelen van websites, (digitale) tijdschriften, software en andere geschriften en gegevensdragers. Sinds augustus 2013 vervult X de functie van hoofdredacteur van Duic. X heeft eerder ook werkzaamheden voor Duic verricht. Tussen X en Duic is nimmer een schriftelijke overeenkomst gesloten. X stuurt sinds augustus 2013 voor zijn werkzaamheden voor Duic maandelijks een factuur van € 1.000 vermeerderd met btw aan Duic. Vanaf maart 2016 levert X ook een bijdrage aan de papieren editie van Duic. Per editie factureert hij daarvoor via zijn onderneming € 1.000 (zonder btw) aan Duic. Daarnaast stuurt X ook facturen voor aquisitiewerkzaamheden (vermeerderd met btw). Op 19 maart 2018 vond een overleg plaats tussen partijen. Aan X is inzicht geboden in het redactiebudget en de financiën omdat de kosten om de papieren krant te maken te hoog waren. Aan X is het voorstel gedaan zijn uren te verminderen. Op 4 mei 2018 is de inhuur van X voor zijn werkzaamheden voor Duic Online opgezegd. Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of X, zoals hij stelt, werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.

Oordeel

De kantonrechter stelt vast dat X bij Duic betrokken is geraakt vanwege zijn hoofdredactionele ervaring. Een hoofdredacteur is, uit hoofde van zijn functie en ter bescherming van de journalistieke onafhankelijkheid van de redactie, vrij om de redactionele inhoud te bepalen. Een uitgever is niet bevoegd daarover instructies aan de hoofdredacteur te geven. Anders dan X stelt, blijkt uit het redactiestatuut van Duic niet dat de uitgever een instructiebevoegdheid over X had. In het redactiestatuut is bepaald dat de hoofdredacteur verantwoordelijkheid verschuldigd is aan de uitgever voor de redactionele inhoud. Het verschuldigd zijn van verantwoordelijkheid aan de uitgever voor de redactionele inhoud is niet op één lijn te stellen met de bevoegdheid tot het geven van instructies door de uitgever aan de hoofdredacteur. Dat de uitgever wel trachtte instructies te geven, zoals blijkt uit de door X genoemde voorbeelden, doet hieraan niet af. Het enkele feit dat de uitgever instructies trachtte te geven betekent niet dat X verplicht was deze op te volgen. Uit het redactiestatuut of de houding van de uitgever blijkt dan ook niet dat er sprake was van een gezagsverhouding. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een gezagsverhouding. Niet aannemelijk is geworden dat X door Duic verplicht werd een bepaald aantal uur te werken, of om op het kantoor van Duic te werken. X was bevoegd om zelf zijn werktijden en werkplek te bepalen. Evenmin is aannemelijk geworden dat hij aan Duic toestemming voor het opnemen van vrije dagen hoefde te vragen of zich ziek dan wel hersteld diende te melden. Bij het aangaan van de overeenkomst zijn partijen uitgegaan van de situatie dat tussen hen een overeenkomst van opdracht bestond. X was immers al ondernemer en stuurde aan de (bv van de) uitgever eerder ook facturen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht met de bv van de uitgever. Dat X met Duic andersluidende afspraken heeft gemaakt, in die zin dat hij weliswaar (op instigatie van Duic) facturen zou sturen, maar dat er desalniettemin sprake was van een arbeidsovereenkomst, is onvoldoende aannemelijk geworden. Conclusie: in dit kort geding is de kantonrechter van oordeel dat X werkzaam is op basis van een overeenkomst van opdracht.