Naar boven ↑

Rechtspraak

A. c.s./Better Mind B.V.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 3 juli 2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:2271

A. c.s./Better Mind B.V.

Psychiater was werkzaam op basis van overeenkomst van opdracht. Kleine zelfstandige op grond van BBA (oud recht).

Feiten

X heeft vanaf 12 oktober 2011 op basis van een schriftelijke overeenkomst gewerkt als hoofdbehandelaar/psychiater voor Better Life. Daarvoor ontving hij maandelijks een bedrag van € 15.000, vrijgesteld van btw. Better Life is op 12 maart 2013 in staat van faillissement verklaard. Het bedrijf van Better Life is door Better Mind overgenomen. X heeft zijn werkzaamheden na april 2013 voor Better Mind voortgezet. Bij brief van 30 mei 2013 heeft Better Mind X op non-actief gesteld. In geschil is of sprake is van een arbeidsovereenkomst. X heeft gesteld van wel en aangevoerd dat hij zich op de vernietigbaarheid van de opzegging heeft beroepen (op grond van het oude BBA) en recht heeft op loon. De kantonrechter heeft de vordering van X onderscheiden in drie perioden: de periode tot aan het faillissement van Better Life, de periode tijdens dat faillissement tot aan de overdracht en de periode na de overdracht van de activa van Better Life aan Better Mind op 5 april 2013. De kantonrechter heeft de vordering betreffende de eerstgenoemde twee periodes afgewezen. De kantonrechter heeft Better Mind veroordeeld om aan X € 67.801,62 te betalen als beloning. In hoger beroep procederen de erfgenamen van X. De vraag die in hoger beroep primair voorligt, is of na het faillissement van Better Life sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst. Subsidiair ligt de vraag voor of is opgezegd en of X als kleine zelfstandige op grond van het BBA tijdig een beroep heeft gedaan op vernietigbaarheid van de opzegging.

Oordeel

Geen arbeidsovereenkomst, maar overeenkomst van opdracht

Het is niet in geschil dat X en Better Life destijds de bedoeling hebben gehad een overeenkomst van opdracht te sluiten. Niet alleen is de schriftelijk vastgelegde overeenkomst getiteld 'overeenkomst van opdracht' en zijn de partijen in deze overeenkomst aangeduid als respectievelijk 'opdrachtgever' en 'opdrachtnemer', er kan verder op worden gewezen dat deze partijen de beloning waarop X aanspraak had in deze overeenkomst hebben aangeduid als honorarium, dat is overeengekomen dat X dat honorarium maandelijks zou factureren, dat geen honorarium verschuldigd zou zijn in geval van ziekte van X en dat X zelf zou zorgdragen voor betaling van eventueel verschuldigde inkomstenbelasting/premies. Better Life en X hebben dienovereenkomstig uitvoering gegeven aan de overeenkomst. Aan een en ander verbindt het hof de conclusie dat de overeenkomst tussen Better Life en X moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. Er bestaat geen grond om aan te nemen dat Better Mind en X bij het aangaan van hun overeenkomst iets anders voor ogen stond dan het voortzetten van de eerder tussen Better Life en X gesloten overeenkomst van opdracht.

Geen tijdig beroep op vernietiging

Overeenkomstig het (door Better Mind niet bestreden) subsidiaire standpunt van de erfgenamen gaat het hof ervan uit dat de overeenkomst tussen Better Mind en X een arbeidsverhouding was als bedoeld in artikel 1 onder b en 2 BBA (oud), voor de opzegging waarvan voorafgaande toestemming van het UWV was vereist op de voet van artikel 6 lid 1 BBA (oud) en bij gebreke van welke toestemming de opzegging gedurende zes maanden vernietigbaar was (art. 9 leden 1 en 3 BBA (oud)). De vraag is of Better Mind de tussen haar en X bestaande overeenkomst heeft opgezegd. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Nadat Better Mind X op 30 mei 2013 op non-actief had gesteld, is X niettemin op 31 mei 2013 bij Better Mind verschenen. Hij is vervolgens (met hulp van de politie) het pand uitgezet en Better Mind heeft X niet meer toegelaten. In het samenstel van deze gebeurtenissen kan een opzegging van de overeenkomst van opdracht besloten liggen. Uit een brief van X moet worden afgeleid dat hij een en ander daadwerkelijk aldus hééft begrepen. In die brief spreekt X immers zelf van 'de opzegging' en het 'beëindigen van de opdrachtgever-/opdrachtnemer-relatie'. Anders dan de kantonrechter is het hof van oordeel dat X zich niet tijdig op de vernietigbaarheid van de opzegging heeft beroepen. Niet kan worden gezegd dat Better Mind de uitlatingen tijdens het kort geding op 3 juni 2013 (dat ging over nakoming van een letter of intent; X was geen partij in dit geschil, maar wel aanwezig tijdens de zitting) redelijkerwijs had moeten opvatten als een beroep door of namens X op de vernietigingsgrond van artikel 9 BBA (oud). De overeenkomst van opdracht is geëindigd per 1 september 2013, zodat het door de erfgenamen gevorderde bedrag wordt afgewezen. Wel wordt de vordering tot betaling van de overeengekomen beloning gedurende de opzegtermijn – over de maanden juni t/m augustus – toegewezen.