Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Apotheek Romijn/M.C. de Vaart B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 21 juni 2018
ECLI:NL:RBNHO:2018:5617

werkneemster/Apotheek Romijn/M.C. de Vaart B.V.

Werkneemster verzoekt ontbinding, waarna de werkgever ontslag op staande voet geeft. Het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet wordt toegewezen, evenals het ontbindingsverzoek. Aan de werkneemster wordt een billijke vergoeding toegekend van € 6.000 bruto.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 oktober 2012 in dienst bij (de rechtsvoorgangster van) Romijn. Op 29 december 2017 heeft zij een brief ontvangen van Romijn waarin zij de arbeidsovereenkomst per 31 december 2017 opzegt met een opzegtermijn van een maand. Bij beschikking van 9 april 2018 is de opzegging van 29 december 2017 vernietigd en is beslist dat de dienstbetrekking moet worden hersteld. Op 11 april 2018 heeft Romijn een e-mail naar werkneemster verstuurd. In deze e-mail stelt Romijn werkneemster onder meer aansprakelijk voor alle schade die door haar handelen is ontstaan. De gemachtigde van werkneemster heeft op 12 april 2018 contact gezocht met Romijn om een afspraak te maken om, voordat werkneemster weer zou gaan werken, het een en ander te bespreken en uit te praten. Op 13, 16, 17 en 23 april 2018 heeft werkneemster nog een waarschuwing wegens werkweigering ontvangen. Met een e-mail van 23 april 2018 is werkneemster door Romijn op staande voet ontslagen wegens structurele werkweigering. Werkneemster verzoekt onder meer vernietiging van de opzegging en ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitie- en een billijke vergoeding. Romijn verzoekt onder meer voorwaardelijke ontbinding.

Oordeel

Het ontslag op staande voet is naar het oordeel van de kantonrechter niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen. Gelet op de voorgeschiedenis, waaronder het eerdere geschil tussen partijen over de opzegging door Romijn en de inhoud van de e-mail van Romijn van 11 april 2018, was het verzoek van werkneemster om met elkaar in gesprek te gaan alvorens de werkzaamheden te hervatten, zonder meer redelijk te noemen. De kantonrechter is van oordeel dat ook in het geval werkneemster al eerder zou hebben gezegd dat zij niet terug wilde keren naar haar werk, het niet gerechtvaardigd is dat Romijn ieder gesprek heeft geweigerd en zelfs niet de moeite heeft genomen om te reageren op de verzoeken daartoe. De oproepen van Romijn om op het werk te verschijnen zijn niet op te vatten als redelijke bevelen of opdrachten, zodat het weigeren hieraan te voldoen geen dringende reden oplevert. Gelet op de vernietiging van het ontslag op staande voet duurt de arbeidsovereenkomst voort en zal de loonvordering van werkneemster worden toegewezen. Werkneemster heeft op de zitting ook verklaard dat zij inmiddels niet meer kan terugkeren naar haar werk, zolang de leiding van Romijn ongewijzigd blijft, waarmee zij feitelijk erkent dat de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord. Daarvan uitgaande is sprake van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 september 2018. De kantonrechter ziet aanleiding om aan werkneemster een billijke vergoeding toe te kennen. Door de ongerechtvaardigde en onredelijke weigering van Romijn om een gesprek aan te gaan over de arbeidsrelatie en de werkhervatting van werkneemster, en door vervolgens slechts aan te sturen op een onterecht ontslag op staande voet, heeft Romijn niet als goed werkgever gehandeld. Als gevolg daarvan is de arbeidsverhouding verstoord geraakt en moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Dat moet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Romijn. Voldoende aannemelijk is geworden dat werkneemster inmiddels een andere baan heeft tot september 2018, dat zij na die tijd voornamelijk zal zijn aangewezen op uitzendwerk, en dat haar inkomensverlies naar verwachting ongeveer € 500 bruto per maand zal bedragen. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat werkneemster in voldoende mate wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van Romijn door haar een billijke vergoeding ter hoogte van € 6.000 bruto toe te kennen. Ook het verzoek om Romijn te veroordelen een transitievergoeding te betalen van € 3.689 bruto wordt toegewezen. De ontbinding is immers het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Romijn. Ook het voorwaardelijke ontbindingsverzoek van Romijn wordt onder dezelfde voorwaarden toegewezen.