Naar boven ↑

Rechtspraak

Terberg Totaal Installaties Rotterdam B.V./werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 mei 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:5364

Terberg Totaal Installaties Rotterdam B.V./werknemer

Schorsing non-concurrentiebeding: de enkele omstandigheid dat werkgever niet wil dat werknemer naar concurrent overstapt, weegt niet op tegen het evidente belang dat werknemer met overstap heeft.

Feiten

Werknemer is op 16 februari 2015 in dienst getreden van Terberg Totaal Installaties Rotterdam B.V. (hierna: Terberg) in de functie van monteur. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst bevat een geheimhoudingsbeding, relatiebeding en (non-)concurrentiebeding. Dit laatste beding verbiedt werknemer (kort gezegd) gedurende een periode van één jaar na beëindiging van het dienstverband binnen een straal van 25 kilometer een gelijksoortige onderneming als die van Terberg te drijven. Daarnaast bepaalt het concurrentiebeding dat het werknemer verboden is gedurende één jaar na beëindiging van het dienstverband op enigerlei wijze voor een opdrachtgever of klant van Terberg werkzaam te zijn. Aan het concurrentiebeding is ook een boetebeding gekoppeld, waarin is bepaald dat werknemer in geval van overtreding van het concurrentiebeding een direct opeisbare boete van € 5.000 aan Terberg is verschuldigd, vermeerderd met € 400 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Op 27 oktober 2017 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd. Vervolgens is hij op 13 november 2017 in dienst getreden bij Beers Electrotechniek B.V. (hierna: Beers). Terberg stelt zich thans op het standpunt dat Beers een concurrent is. Zij vordert in een kortgedingprocedure nakoming van het concurrentiebeding.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat Beers een directe concurrent van Terberg is en dat werknemer met zijn werkzaamheden voor Beers het concurrentiebeding overtreedt. De vraag die zich aandient, is dan ook of de werking van het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk kan worden geschorst, omdat werknemer hierdoor onbillijk wordt benadeeld. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.

Belangenafweging

Op zitting is komen vast te staan dat werknemer in het verleden al bij Beers werkzaam is geweest en aldaar tot elektromonteur is opgeleid, maar vanwege bedrijfseconomische omstandigheden aan de zijde van Beers genoodzaakt was het bedrijf te verlaten. Ook is van belang dat werknemer bij Terberg met meerdere collega’s onder leiding van een eerste monteur werkzaam was, terwijl hij bij Beers thans zelf als eerste monteur werkzaam is. Verder weegt mee dat sprake is van een loonverbetering en werknemer al vijftien jaar een affectieve relatie met de dochter van de directeur van Beers heeft. Hiertegenover staat het belang van Terberg, dat gelegen is in de omstandigheid dat binnen de elektronische installatiebranche een tekort is aan technisch geschoold personeel. Bedrijven proberen werknemers dan ook bij hun concurrenten weg te halen om aan de toegenomen vraag binnen de markt te kunnen voldoen. Terberg wenst werknemer aan het concurrentiebeding te houden, omdat Terberg en Beers strijden om dezelfde projecten in de regio Rotterdam. Daarnaast wil Terberg voorkomen dat haar werknemers de indruk krijgen dat zij, ondanks het concurrentiebeding, bij een concurrent in dienst kunnen treden. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat de enkele reden dat Terberg niet wil dat haar personeel naar een concurrent overstapt, niet opweegt tegen het evidente belang dat werknemer bij de overstap naar Beers heeft. Hier komt bij dat werknemer op geen enkele wijze over concurrentiegevoelige informatie beschikt, geen kennis van prijsstellingen heeft en in zijn functie evenmin persoonlijk contact met klanten van Terberg heeft onderhouden. Voorts wordt geoordeeld dat de werkzaamheden bij Terberg en Beers verschillend van aard zijn. De conclusie luidt derhalve dat de belangenafweging in het voordeel van werknemer uitvalt. De vordering wordt afgewezen.