Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Diakonessenhuis
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 juli 2018
ECLI:NL:RBMNE:2018:3064

werknemer/Stichting Diakonessenhuis

Verzoek om aanvullende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen over uitsluiting AOW-gerechtigden van transitievergoeding wordt afgewezen.

Feiten

Werknemer is op 1 januari 1995 in dienst van het Diakonessenhuis getreden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Ziekenhuizen van toepassing. Daarin is in artikel 3.1.6 lid 1 bepaald: ‘De arbeidsovereenkomst eindigt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt’. Per 2016 is de arbeidsovereenkomst van werknemer geëindigd wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar en zes maanden. Hierbij heeft hij geen transitievergoeding (€ 48.216) ontvangen. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de bepaling in artikel 7:673 lid 7 onderdeel b BW, dat geen transitievergoeding verschuldigd is indien het eindigen van een arbeidsovereenkomst geschiedt in verband met of na het bereiken van de AOW- en/of pensioengerechtigde leeftijd, een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert. Bij beschikking van 19 juli 2017 heeft de kantonrechter Utrecht via een prejudiciële procedure aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 onderdeel b BW in strijd is met Richtlijn 2000/78/EG (zie ECLI:NL:RBMNE:2017:3712 en AR 2017-1028). Op 20 april 2018 heeft de Hoge Raad deze vraag ontkennend beantwoord (zie ECLI:NL:HR:2018:651 en AR 2018-0504). Diakonessenhuis heeft in reactie op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad gesteld dat het verzoek van werknemer tot toekenning van de transitievergoeding dient te worden afgewezen.

Verzoek om aanvullende prejudiciële procedure

Werknemer verzoekt de kantonrechter prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie te stellen dan wel aanvullende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Aan dit verzoek legt werknemer ten grondslag dat de Hoge Raad, evenals de regering, in strijd met het eerstgenoemde doel van de transitievergoeding – te weten: compensatie voor de gevolgen van ontslag – als doelstelling van de uitzondering voor AOW-gerechtigden alleen noemt het voorkomen dat de transitievergoeding toekomt aan personen die voor hun levensonderhoud niet langer zijn aangewezen op het verrichten van arbeid. Volgens werknemer houdt de compensatie-doelstelling geen verband met de vraag of iemand nog is aangewezen op het verrichten van arbeid. Werknemer leidt dit af uit de omstandigheid dat er ook anderen dan AOW-gerechtigden zijn die niet op arbeid zijn aangewezen voor hun levensonderhoud, zoals IVA-gerechtigden, die wel recht hebben op een transitievergoeding. Ook werknemers die direct een nieuwe baan hebben, hebben recht op een transitievergoeding. Bovendien zijn er AOW-gerechtigden zonder aanvullende uitkering die wel op arbeid zijn aangewezen en dus geen transitievergoeding krijgen.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat hij bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken – voor zover de feiten gelijk zijn gebleven – gebonden is aan de uitspraak van de Hoge Raad (art. 394 Rv). Nu de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitsluiting van AOW-gerechtigden van een transitievergoeding geen verboden vorm van leeftijdsdiscriminatie oplevert, ziet de kantonrechter geen aanleiding hierover nadere vragen te stellen. De (enkele) omstandigheid dat werknemer zich niet kan vinden in de motivering door de Hoge Raad, maakt het stellen van aanvullende prejudiciële vragen niet zonder meer noodzakelijk. Verder overweegt de kantonrechter ten overvloede dat de door werknemer opgeworpen bezwaren reeds door de Hoge Raad in zijn beoordeling zijn betrokken. In de paragrafen 3.3.12 en 3.3.13 van de prejudiciële beslissing wordt namelijk overwogen dat het binnen de beoordelingsvrijheid van de wetgever past om (1) de belangen van de werkgever af te wegen tegen (bijvoorbeeld) de belangen van een werknemer zonder volledige AOW-uitkering en (2) te streven naar een sneller en minder kostbaar ontslagrechtstelsel met gestandaardiseerde regels, gericht op (meer) praktische uitvoerbaarheid. De conclusie luidt derhalve dat werknemer geen transitievergoeding toekomt, zodat zijn verzoek wordt afgewezen.