Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/MedCos B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 10 juli 2018
ECLI:NL:GHARL:2018:6492

werknemers/MedCos B.V.

Een door de voorzieningenrechter in een kort geding opgelegde beperking die verder gaat dan het concurrentiebeding dient buiten beschouwing te blijven; dat betreft een door de voorzieningenrechter eigenstandig opgelegd verbod, dat in de bodemprocedure niet getoetst kan worden.

Feiten

Op 7 maart 2007 is werknemer 2 met MedCos schriftelijk een arbeidsovereenkomst aangegaan, waarin een concurrentiebeding is opgenomen. Van de arbeidsovereenkomst met appellant2 maakt deel uit een bonusregeling. Werknemer 1 is vanaf 3 januari 2005 werkzaam geweest voor MedCos. In de laatstelijk op 29 april 2009 schriftelijk vastgelegde arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Ook in de arbeidsovereenkomst met werknemer 1 is als bijlage opgenomen een bonusregeling. Werknemer 1 heeft zijn arbeidsovereenkomst met MedCos per 31 juli 2009 opgezegd. De arbeidsovereenkomst met werknemer 2 is geëindigd per 1 oktober 2009 of 8 oktober 2009 (volgens MedCos). Op 19 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter beslist dat het beide werknemers verboden is om ten minste tot en met 31 december 2011 met MedCos concurrerende activiteiten te ontplooien. De rechtbank heeft in een vonnis van 2 mei 2012 werknemer 1 veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 75.000 op grond van drie overtredingen van het in kort geding opgelegde verbod en werknemer 2 tot betaling van een dwangsom van € 50.000 op grond van twee overtredingen van het verbod. Werknemers hebben in eerste aanleg onder meer gevorderd voor recht te verklaren dat de concurrentiebedingen vernietigd, althans gematigd hadden moeten worden, en dat MedCos aansprakelijk is voor de door hen gederfde inkomsten gedurende de periode dat zij aan de bedingen gehouden werden; alsmede betaling van provisie over de jaren 2008/2009. De kantonrechter heeft bij vonnis van 25 juni 2013 de vorderingen van werknemer afgewezen.

Oordeel

Het hof stelt voorop dat de beoordeling van de vordering tot (gehele of gedeeltelijke) vernietiging, althans matiging van de concurrentiebedingen zich dient te beperken tot de concurrentiebedingen zoals die waren opgenomen in de arbeidsovereenkomsten. Het verbod met dwangsom zoals dat door de voorzieningenrechter in het kortgedingvonnis is opgelegd valt buiten de reikwijdte van deze procedure. De stelling van werknemers c.s. dat de voorzieningenrechter de concurrentiebedingen heeft verlengd, is onjuist. De voorzieningenrechter heeft een eigenstandig verbod opgelegd aan werknemers, met daaraan verbonden een door haar bepaalde dwangsom. Dat de formulering van het verbod is ontleend aan de concurrentiebedingen doet daar niet aan af. De onderhavige (bodem)procedure kan niet fungeren als een hogerberoepvoorziening tegen dat vonnis in kort geding. Het hof is van oordeel dat MedCos ontegenzeggelijk een groot belang had bij het opnemen van een concurrentiebeding in haar arbeidsovereenkomsten: beide werknemers bekleedden een commerciële functie waarbij zij kennis droegen van concurrentiegevoelige informatie. Daargelaten dat voor het hof niet inzichtelijk is dat en waarom werknemers hun commerciële vaardigheden niet buiten de cosmetische branche zouden hebben kunnen benutten, is voor het hof aldus niet voldoende aannemelijk geworden dat werknemers door de concurrentiebedingen onbillijk zijn benadeeld. Wat betreft de aanspraak op provisie en achterstallig salaris het volgende. MedCos heeft tegen de provisieaanspraak over 2006 aangevoerd dat die betrekking heeft op een overeenkomst van opdracht met Van Mill Beauty Groep B.V., dat die rechtspersoon geen partij is in dit geding en dat de vordering reeds daarom niet kan worden toegewezen. Dat verweer slaagt. Het is voor het hof verder onduidelijk gebleven hoe uit de bonusregeling de in de vordering op € 1.400 gestelde aanspraak op bonus/provisie over 2008/2009 voortvloeit. Het hof komt aldus tot de slotsom dat werknemer 2 ook in hoger beroep zijn aanspraak op bonus/provisie onvoldoende heeft onderbouwd.