Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 21 augustus 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:3494

werknemer/werkgeefster

Werkgeefster komt een beroep toe op het in aftrek brengen van een vooraf genormeerde duur aan pauzes overeenkomstig de staffel uit artikel 26 Cao Beroepsgoederenvervoer.

Feiten

Werknemer is van 1 juni 2010 tot 16 december 2014 bij werkgeefster in dienst geweest in de functie van vrachtwagenchauffeur voor 40 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO Beroepsgoederenvervoer van toepassing. Werknemer heeft aan het einde van iedere werkdag een rittenstaat ingevuld. Op deze rittenstaat staat het begin- en eindtijdstip van zijn rit vermeld en onderaan staat aangegeven hoeveel pauze hij heeft genomen en hoeveel diensturen hij heeft gemaakt. Deze rittenstaten heeft werknemer ingeleverd. Bij brief van 7 november 2014 heeft de gemachtigde van werknemer aan werkgeefster bericht dat werknemer niet conform de CAO betaald werd. Daarbij is gewezen op, onder andere, het niet volledig uitbetalen van zijn overuren. Bij brief van 19 januari 2015 is werkgeefster gesommeerd om over te gaan tot betaling van de niet uitgekeerde overuren, zijnde een bedrag van € 21.194,46 bruto. Werkgeefster heeft hieraan geen gehoor gegeven. Werknemer heeft in eerste aanleg onder meer een bedrag van € 21.319,35 bruto wegens overwerk gevorderd, alsmede € 3.788,49 bruto wegens verblijfkosten. De kantonrechter heeft alle vorderingen van werknemer afgewezen.

Oordeel

De vordering tot vergoeding van overuren 

Partijen strijden over de vraag op welke wijze de diensttijd van 40 uren in de week moet worden bepaald, en in het bijzonder of van de diensturen de pauzetijden conform de staffel uit de CAO, moeten worden afgetrokken. Werkgeefster stelt dat dit het geval is en onderbouwt dit met het overleggen van de 'Toelichting Loonberekening artikel 26 cao', afkomstig van een van de cao-partijen, Transport en Logistiek Nederland. Daarin is opgenomen dat de aftrek van de pauzestaffel een vaste norm is. Als de pauze feitelijk langer is, dan mag toch niet meer dan deze pauze worden afgetrokken. Is de pauze feitelijk korter, dan wordt de pauze toch volgens deze staffel afgetrokken. Het hof stelt vast dat werknemer de door werkgeefster gegeven toelichting op artikel 26 CAO onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Om discussies tussen partijen te voorkomen, wordt vooraf de duur van de pauze bepaald, ongeacht de vraag of de werknemer in feite een kortere of langere pauze heeft genoten. Het hof oordeelt dan ook dat werkgeefster een beroep toekomt op het in aftrek brengen van een vooraf genormeerde duur aan pauzes overeenkomstig de staffel uit de CAO.

De vergoeding van verblijfkosten

Werknemer heeft deze vordering gegrond op het bepaalde in artikel 40 van de CAO. Werknemer heeft alle, in zijn bezit zijnde rittenstaten overgelegd en alle loonspecificaties. Hij heeft, handgeschreven, per dag en per loonperiode aangegeven hoeveel hij te weinig aan verblijfkosten heeft ontvangen. Hij heeft van iedere, van toepassing zijnde CAO, een kopie van artikel 40 overgelegd. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer aldus zijn vordering naar behoren onderbouwd. Het hof oordeelt dat de vordering van werknemer uit hoofde van de aan hem toekomende verblijfkosten ten bedrage van € 3.788,49 bruto toewijsbaar is. In zoverre treft het hoger beroep dus doel.