Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Personnel Company B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 18 juli 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:6904

werknemer/Personnel Company B.V.

Vordering werknemer tot nabetaling loon wordt deels toegewezen wegens te laag uurloon en niet betaald overwerk. Aanspraak op niet uitbetaalde vakantiedagen is echter vervallen.

Feiten

Werknemer is op 17 september 2012 in dienst getreden van PC. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek van toepassing. Werknemer is met PC overeengekomen dat hij in een periode van telkens vier weken gedurende drie weken meer uren werkt om dan een week niet ingeroosterd te worden zodat hij in die week bij zijn familie in het buitenland kan verblijven. PC heeft steeds voor huisvesting van werknemer gezorgd. Bij brief van 16 januari 2017 heeft werknemer aan PC medegedeeld dat het aan hem betaalde loon lager is dan de cao voorschrijft. Bij brief van 15 februari 2017 heeft PC op onderdelen betwist aan werkemer te weinig loon betaald te hebben en voorts ten aanzien van andere onderdelen medegedeeld dat dit nader onderzocht zal worden. Bij brief van 2 maart 2017 heeft werknmer aan PC een herberekeningsrapportage toegezonden waarin is berekend dat hij € 30.384,38 te weinig loon ontvangen heeft. Een gedeelte van dit bedrag ziet op volgens hem ten onrechte niet betaald loon tijdens ziekte. Op enig moment heeft PC, na daartoe te zijn veroordeeld door de kantonrechter bij vonnis in kort geding, het loon tijdens ziekte van € 10.089,90 betaald aan werknemer. Werknemer heeft PC vervolgens meerdere keren aangemaand voor het restant. PC heeft daarna het loon over de maanden juni en juli 2017 betaald. PC is op 15 mei 2018 in staat van faillissement verklaard. Werknemer vordert onder meer van PC betaling van € 20.294,48 brutoloon.

Oordeel

Weknemer heeft ten aanzien van onderdeel a betoogd dat PC van meet af aan een te laag uurloon hanteerde. Werknemer heeft ter onderbouwing van het door hem gehanteerde uurloon gesteld dat hij als onderdeel van zijn functie grote zware metalen panelen op hoogte gemonteerd heeft zodat hij op grond van het handboek functie-indeling Metaal en Techniek ingedeeld had moeten worden in functiegroep C4. Hier is door PC niets tegenin gebracht, zodat dit standpunt voor juist moet worden gehouden. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat het bedrag van € 10.606,67 bruto toewijsbaar is. Het verweer van PC dat werknemer geen recht heeft op een toeslag voor overuren op grond van de in 2.2 vermelde afspraak (dat hij meer uren zal werken, zodat hij dan een week vrij is) wordt verworpen. Werknemer stelt dat hij het aantal gewerkte uren in drie weken telkens heeft gemiddeld over vier weken. Het aantal uren dat vervolgens de overeengekomen urenomvang van 38 per week overstijgt, heeft hij aangemerkt als overuren en over die uren vordert hij niet het uurloon maar enkel de toeslag. Tegen dit betoog heeft PC niets concreets aangevoerd. Op grond van deze overwegingen is ook het gevorderde bedrag van € 1.520,89 bruto toewijsbaar. Werknemer vordert voorts uitbetaling van opgebouwde vakantiedagen van € 8.045,24 bruto. Hij stelt dat hij in de jaren 2012 tot en met 2016 geen vakantie opgenomen heeft. De aanspraak op (uitbetaling van) vakantiedagen die (eventueel) zijn opgebouwd in de jaren 2012 tot en met 2016 is inmiddels vervallen op grond van artikel 7:640a BW. De in dat artikel genoemde vervaltermijn is immers overschreden. Hieruit volgt dat het gevorderde bedrag van € 8.045,24 niet toewijsbaar is. Op grond van voorgaande overwegingen zal aan hoofdsom worden toegewezen: € 12.127,56 bruto (€ 10.606,67 + € 1.520,89). Ook de wettelijke verhoging over dit bedrag zal worden toegewezen. De wettelijke rente zal worden toegewezen over € 12.127,56 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging.