Rechtspraak
FNV/X c.s.
Feiten
FNV heeft twee collectieve arbeidsovereenkomsten met werkgeversvereniging Transport en Logistiek Nederland (hierna: TLN) gesloten, waaronder de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao). Vennootschap X (hierna: X) is lid van TLN. Op 2 maart 2016 heeft Stichting VNB (hierna: VNB), namens FNV, X verzocht afschriften te verstrekken. Toen VNB constateerde niet alle gegevens te hebben ontvangen, heeft zij X een laatste kans gegeven de ontbrekende gegevens alsnog toe te zenden. Vervolgens is uit een door de VNB verricht onderzoek gebleken dat X de cao-bepalingen inzake functielonen (art. 19), tredeverhoging (art. 21), overurenvergoeding (art. 29) en vakantietoeslag (art. 69) niet correct heeft nageleefd. X voert in dit verband aan dat zij met haar werknemers vaststellingsovereenkomsten heeft gesloten, waarin zij afstand hebben gedaan van hun rechten voortvloeiende uit de voornoemde bepalingen. FNV vordert thans naleving van deze bepalingen, omdat de vaststellingsovereenkomsten nietig zijn. Ook vordert zij uitbetaling van de loonaanspraken die krachtens de cao aan de werknemers toekomen en een bedrag van € 7.500 aan schadevergoeding.
Oordeel
Is FNV gebonden aan de tussen werknemers en X gesloten VSO?
X voert aan dat een deel van haar werknemers in een vaststellingsovereenkomst afstand heeft gedaan van zijn rechten, omdat zij het ‘goed vinden zo’. Volgens X is het gevolg hiervan dat zij tot 1 april 2018 de cao ten opzichte van deze werknemers niet hoeft na te leven op de gevorderde onderdelen. FNV beroept zich in dit verband op de toepasselijkheid van artikel 12 Wet cao. De kantonrechter volgt FNV hierin niet, omdat het bepaalde in artikel 12 louter van toepassing is op arbeidsovereenkomsten (en dus niet op vaststellingsovereenkomsten). De kantonrechter oordeelt – onder verwijzing naar het STF/Blue Taxi-arrest van de Hoge Raad (zie ECLI:NL:HR:2017:19 en AR 2017-0005) – evenwel dat in de vaststellingsovereenkomsten ten onrechte van dwingend recht is afgeweken. Allereerst wordt overwogen dat de vaststelling niet strekte tot de beëindiging van een onzekerheid, nu de bestaande onzekerheid in het onderhavige geval enkel ziet op de uitkomst van de procedure en niet op de interpretatie van de in het geding zijnde cao-bepalingen. Daarnaast is evenmin gebleken dat sprake was van een bestaand geschil. De kantonrechter concludeert dat de tussen X en haar werknemers gesloten vaststellingsovereenkomsten nietig zijn.
Vordering tot naleving cao-bepalingen
(a) inschaling en tredeverhogingen
Ten aanzien van de artikelen 19 en 21 van de cao (inschaling en tredeverhoging) heeft X aangevoerd dat zij alle werknemers vanaf 1 april 2018 in de juiste schaal en in de juiste trede heeft geplaatst. Zij heeft niet weersproken dat zij dat ook in de periode vóór 1 april 2018 had moeten doen. De enkele omstandigheid dat haar accountant zijn werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, komt volgens de kantonrechter voor haar risico. De vordering van FNV wordt op dit punt toegewezen.
(b) overuren
In artikel 29 van de cao is bepaald dat overwerk van minder dan 15 minuten niet voor vergoeding in aanmerking komt. Op zitting is komen vast te staan dat de werknemers van X verplicht zijn een half uur voor aanvang van hun dienst aanwezig te zijn. X stelt dat deze tijd niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat het half uur bestaat uit 15 minuten eigen tijd en 15 minuten werktijd. FNV voert daarentegen aan dat het volle half uur als overwerk moet worden aangemerkt, omdat de werknemers door X verplicht zijn gedurende deze tijd op het werk aanwezig te zijn. De kantonrechter volgt deze zienswijze en oordeelt dat X gedurende het half uur 130% loon aan haar werknemers is verschuldigd. De vordering wordt toegewezen.
(c) vakantiebijslag
Ten aanzien van de vakantiebijslag heeft X aangevoerd dat zij deze alsnog op het correcte loon van de werknemers heeft gebaseerd en in mei heeft uitbetaald. FNV heeft aangevoerd dat X ten aanzien van de vakantiebijslag thans overeenkomstig de cao handelt. Niet gesteld of gebleken is dat X een en ander vanaf 1 maart 2015 reeds correct heeft uitgevoerd. De vordering is toewijsbaar.
Loonaanspraken
Ook heeft FNV uitbetaling van loonaanspraken gevorderd, die als gevolg van de hiervoor toegewezen vordering zijn ontstaan. In dit verband wordt als volgt overwogen. FNV heeft op grond van artikel 9 lid 2 Wet cao een zelfstandig vorderingsrecht. Zij kan als partij bij de cao van X vorderen dat deze laatste de normatieve bepalingen uit de cao nakomt. Uit het CNV/Pennwalt-arrest (zie ECLI:NL:HR:1997:ZC2532) volgt dat deze vordering niet wordt ingesteld namens iedere werknemer en dat het voor de toewijsbaarheid niet nodig is dat wordt onderzocht of en hoeveel werknemers zich tegen de handelwijze van hun werkgever hebben verzet. FNV is in haar hoedanigheid van werknemersorganisatie immers gerechtigd uit eigen hoofde nakoming te vorderen. Verder blijkt uit voornoemd arrest dat toewijzing van de nakomingsvordering louter betrekking kan hebben op nakoming van een verplichting van een werkgever jegens werknemers die daarop aanspraak kunnen en willen maken, welke clausulering in het dictum van het vonnis tot uitdrukking moet worden gebracht. Volgens de kantonrechter heeft de Hoge Raad deze lijn in het FNV/Inretail-arrest bevestigd (zie AR 2018-0729 en ECLI:NL:HR:2018:980). De vordering wordt toegewezen, met daaraan toegevoegd de clausulering: ‘voor zover de betreffende werknemers hierop aanspraak kunnen en willen maken’.
Schadevergoeding
FNV voert aan dat zij zowel materiële schade – bestaande uit de door VNB-medewerkers gemaakte uren – als immateriële schade – in de vorm van prestigeverlies en verlies aan wervingskracht – heeft geleden. De kantonrechter acht de vordering toewijsbaar, maar begroot de kosten in dit geval ex aequo et bono op een bedrag van € 2.500.