Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18 juli 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:6111
werknemer/Radio Holland Netherlands B.V.
Feiten
Werknemer is sinds 1981 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Radio Holland. Werknemer is sinds 9 februari 2016 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Radio Holland heeft op een aantal data de loondoorbetaling stopgezet, omdat werknemer niet op werk is verschenen. Werknemer stelt dat Radio Holland van 9 tot 25 maart 2018 en van 23 april tot 3 mei 2018 ten onrechte de betaling van zijn loon stopgezet heeft. Werknemer vordert daarom in kort geding onder meer veroordeling van Radio Holland tot betaling aan achterstallig loon en vakantietoeslag. Radio Holland betwist de vordering. Zij voert aan het loon terecht stopgezet te hebben omdat werknemer niet, in ieder geval onvoldoende, meewerkte aan zijn re-integratie.
Oordeel
Radio Holland voert aan dat de uitzonderingen op de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte zich wat werknemer betreft voordoen. De overgelegde stukken in deze zaak ondersteunen dit standpunt van Radio Holland. In geen van de stukken van de geraadpleegde deskundigen staat immers dat werknemer in de perioden waarover het gaat, níet in staat was om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. Een strikte uitleg van de deskundigenoordelen geeft Radio Holland dus gelijk. Naast een strikte uitleg van de deskundigenoordelen kunnen die oordelen ook soepeler uitgelegd worden. Zo schrijft de bedrijfsarts in haar brief dat zij tijdens een bezoek aan werknemer op 3 mei 2018 een toename van de beperkingen op medische gronden heeft geconstateerd, waarbij zij tot de conclusie komt dat de theoretische inzetbaarheid niet overeenkomt met de praktijk. Radio Holland zag hierin aanleiding de loonbetaling per 3 mei 2018 te hervatten, maar hierin is de dag van het bezoek van de bedrijfsarts leidend en niet de vraag of wat de bedrijfsarts schrijft, ook al niet van toepassing was in de daaraan voorafgaande periode(n). Het is aan de bodemrechter en niet aan de kortgedingrechter een keuze te maken tussen de strikte en de soepele lezing van de deskundigenoordelen. Omdat er voor beide kanten iets te zeggen valt en het dus niet duidelijk is dat de vordering van werknemer in een bodemprocedure zéker toegewezen wordt, kan daar in dit kort geding niet op vooruitgelopen worden. Dit uitgangspunt staat op zich niet aan toewijzing van wat werknemer vordert in de weg, maar toewijzing kan dan alleen als werknemer daar op dit moment een heel groot belang bij heeft. Dat grote belang ziet de kantonrechter echter niet. Het gaat werknemer naar de kantonrechter begrijpt en zoals ook overwogen in de eerste plaats niet zozeer om het geld, maar om de vaststelling dat hij in de perioden dat Radio Holland zijn loon niet betaald heeft, écht niet naar kantoor kon komen wegens arbeidsongeschiktheid en dat hij daarom recht op loon heeft. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van werknemer niet toegewezen kan worden. De vordering wordt daarom afgewezen.