Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 september 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:8834
werkneemster/Greentom Operations B.V.
Feiten
Werkneemster valt uit wegens ziekte op 6 april 2017. Volgens haar arbeidsvoorwaardenreglement heeft zij het eerste ziektejaar recht op 100% van haar loon en in het tweede ziektejaar 70%. In juli 2018 ontvangt zij, nadat werkgeefster steeds 100% van het loon heeft doorbetaald, nog niet de helft van het bedrag van haar nettoloon. Ter zitting verklaart werkneemster dat het loon in juli inmiddels is aangevuld tot 100% van het loon, maar dat over augustus 70% van het overeengekomen loon is betaald. Zij vordert over juli de wettelijke verhoging met rente over het te laat betaalde deel en over augustus 30% van het overeengekomen loon.
Oordeel
Ter zitting heeft werkgeefster te kennen gegeven niet langer te betwisten dat werkneemster vanaf 7 april 2018 wegens ziekte arbeidsongeschikt is, waarmee dan meteen een groot deel van de discussie tussen partijen is beslecht. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij er (in weerwil van het arbeidsvoorwaardenreglement) gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij ook in het tweede ziektejaar 100% van het loon doorbetaald zou krijgen, omdat het loon vanaf april 2018 de eerste drie maanden volledig werd doorbetaald en pas in juli 2018 een afwijkend bedrag werd betaald. Die stelling impliceert dat zij – in haar optiek – vanaf 7 april 2017 onafgebroken wegens ziekte arbeidsongeschikt is. Ter zitting heeft zij het echter over een geheel andere boeg gegooid, door te stellen dat zij reeds in de loop van het eerste ziektejaar enkele malen haar werk heeft hervat en dat daarom op grond van artikel 7:629 lid 10 BW ('vierwekenregel') per 21 juni 2018 een nieuwe arbeidsongeschiktheidsperiode is aangevangen. Dit is een volstrekt andere grondslag voor deze vordering in kort geding, waar werkgeefster ter zitting niet bedacht op had hoeven zijn. De kantonrechter zal daarom aan deze grondslag voorbijgaan wegens strijd met een goede procesorde. Daar komt nog bij dat gesteld noch gebleken is van een melding aan werkgeefster van arbeidsgeschiktheid van werkneemster, niet door een bedrijfsarts (die meer dan een jaar niet eens is ingeschakeld!) en evenmin door werkneemster zelf. De kantonrechter wil niet verhullen dat de wijze waarop door beide partijen vanaf april 2017 is omgegaan met de onderhavige ziekmelding de nodige vraagtekens bij hem heeft opgeroepen. Hoe dan ook: geen van beiden heeft een serieuze poging gedaan tot of aanspraak gemaakt op re-integratie van werkneemster in haar eigen of aangepast werk, en dat kan de een dan de ander niet verwijten. Kern van de zaak blijft dus de vraag of werkgeefster verplicht is om ook in het tweede ziektejaar 100% van het loon door te betalen, omdat zij door zulks de eerste drie maanden van dat tweede ziektejaar te doen, bij werkneemster de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dit te blijven doen. Volgens de kantonrechter heeft werkneemster op grond van het arbeidsvoorwaardenreglement slechts recht op loondoorbetaling van 70% gedurende het tweede ziektejaar. Volgens de kantonrechter is onaannemelijk dat het gegeven dat werkgeefster (bij vergissing) drie maanden 100% van het loon heeft doorbetaald – de reden van het alsnog doorbetalen van 100% over juli 2018 is ongewis gebleven, maar díe betaling was in ieder geval niet per vergissing – een blijvend recht creëert voor werkneemster op 100% loondoorbetaling tijdens ziekte. Voor het honoreren van een dergelijke aanspraak zijn bijkomende omstandigheden nodig. Deze zijn door werkneemster niet gesteld.