Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 25 september 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2323
Transport Efficiency B.V./werknemer
Feiten
Transport Efficiency heeft voor werknemer, die werd gedetacheerd naar de VS, geen arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Transport Efficiency te kort is geschoten in haar verplichting (tijdig) een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten en heeft een schadevergoeding toegekend. Transport Efficiency is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de kantonrechter. De grieven van Transport Efficiency slagen niet. Het hof heeft werknemer de gelegenheid geboden om zijn schade opnieuw te berekenen. Het hof heeft daarbij aangegeven aan welke eisen de berekening moet voldoen. Werknemer heeft een rapport met een berekening van het schadebedrag aan Transport Efficiency aangeleverd. Transport Efficiency heeft dit rapport ter beoordeling voorgelegd aan een accountantskantoor. Tussen partijen is op bepaalde punten overeenstemming bereikt. Het hof gaat in op de resterende geschilpunten, te weten (1) de door werknemer voorgestelde primaire schadeberekening; (2) rekenverschillen ter zake van reeds verschenen termijnen; (3) twee uitgangspunten bij het contant maken van de toekomstige termijnen.
Oordeel
Allereerst overweegt het hof dat ten aanzien van de schadevergoeding op basis van een fictieve WAO/WIA-uitkering Transport Efficiency niet had moeten laten berekenen wat werknemer (hypothetisch) onder de WAO/WIA zou (hebben) ontvangen, maar wat werknemer zou (hebben) ontvangen als er een arbeidsongeschiktheidsverzekering was gesloten met een verzekerde uitkering van zijn laatst verdiende salaris met als maximum de WAO-franchise. Het hof volgt de berekening van Transport Efficiency dan ook niet.
Voor het vaststellen van de rekenrente en sterftetabellen overweegt het hof dat dit geen kwestie is van toepassing van rechtsregels. Er zijn geen ‘harde regels’ en om deze reden zal het hof om de omvang van de schade ter zake van de toekomstige termijnen schatten. Het hof wijst een bedrag van € 1.190.652 toe, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2017 tot aan de dag van voldoening.