Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam/werkneemster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 augustus 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:6202

Stichting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam/werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de e-grond. Werkneemster handelt ernstig verwijtbaar door niet mee te werken aan re-integratie en door het boeken van vakantie ondanks weigeren toestemming werkgeefster. Wel toekenning gedeeltelijke transitievergoeding.

Feiten

MSA is een samenwerkingsverband van vier Amsterdamse scholen. Werkneemster is sedert 1 juli 1987 in dienst van MSA. In 2015 zijn tussen werkneemster en een (directe) collega problemen in de samenwerking ontstaan. Werkneemster verweet de betreffende collega discriminerende uitlatingen te hebben gedaan, nadat zij een hoofddoek was gaan dragen. Werkneemster is vervolgens tijdelijk overgeplaatst naar de locatie Metis. Vervolgens heeft tussen maart en juni 2016 mediation plaatsgevonden, waarin is afgesproken dat werkneemster met ingang van 1 augustus 2016 zou worden geplaatst op de locatie MCO. Werkneemster heeft zich op 22 augustus 2016 100% ziek gemeld. Op 19 juli 2017 heeft de bedrijfsarts geadviseerd de nadruk te leggen op spoor 2. Op 30 augustus 2017 heeft werkneemster echter geweigerd om in te stemmen met het re-integratieplan. Per brief van 11 september 2017 heeft MSA de loondoorbetaling van werkneemster gestaakt. Vervolgens is (vruchteloos) getracht werkneemster te bereiken. Op 7 maart 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen MSA en werkneemster. Bij dit gesprek heeft werkneemster verzocht om een maand vakantie te mogen opnemen voor de verloving van haar zoon in het buitenland. MSA heeft de toestemming geweigerd, met als reden dat spoor 2 (nog) niet liep en dat MSA geen re-integratiekansen wilde missen. Dezelfde dag bericht werkneemster MSA dat zij de vakantie al heeft geboekt vanaf 14 mei 2018. Op 14 mei 2018 is werkneemster met vakantie gegaan. MSA heeft daarop het ontbindingsverzoek ingediend.

Oordeel

Met betrekking tot het door MSA gestelde niet meewerken aan de re-integratie heeft werkneemster aangevoerd dat zij voldoende aan haar re-integratie heeft gedaan en dat dit is bevestigd door het deskundigenoordeel d.d. 15 januari 2018 van het UWV. Dit oordeel van de arbeidsdeskundige is, volgens de kantonrechter, in het licht van de overgelegde stukken echter onbegrijpelijk. Werkneemster is meermaals niet op een afspraak bij de bedrijfsarts geweest, zij is lange periodes onbereikbaar geweest voor zowel MSA als De Talentenpool, zij heeft geen gehoor gegeven aan de verzoeken om contact op te nemen en zij heeft geweigerd om haar medewerking te verlenen aan de re-integratie in spoor 2. Daarnaast heeft werkneemster medische machtigingen te laat ingeleverd en het plan van aanpak geweigerd te tekenen. Voor dat oordeel is mede redengevend dat werkneemster, hoewel haar daartoe de toestemming uitdrukkelijk was geweigerd, aansluitend aan de schoolvakantie vijf weken met vakantie gegaan. Ter zitting is nog gebleken dat werkneemster haar ticket pas ná het onthouden van de toestemming en de oproep van MSA heeft gekocht. Werkneemster heeft derhalve welbewust de geweigerde toestemming en de oproep om passend werk te komen verrichten naast zich neergelegd, terwijl MSA een goede reden had om het verlof te weigeren. Dat werkneemster desondanks op vakantie is gegaan rekent de kantonrechter werkneemster ernstig aan. Zowel het (bewust en herhaaldelijk) niet meewerken aan de re-integratie als het op vakantie gaan nadat de toestemming daarvoor (op goede gronden) was geweigerd, leveren afzonderlijk en in onderlinge samenhang verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW op en derhalve een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het ontbindingsverzoek wordt dan ook toegewezen. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen heeft werkneemster in beginsel geen recht op een transitievergoeding. Het niet toekennen van een transitievergoeding wordt echter, gezien de persoonlijke omstandigheden, leeftijd, arbeidsongeschiktheid en de duur van het dienstverband van werkneemster naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht. Een (gedeeltelijke) transitievergoeding van € 10.000 bruto zal worden toegekend.