Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 28 augustus 2018
ECLI:NL:GHDHA:2018:2868
appellant/Transmission
Feiten
Appellant is een zelfstandige vervoersondernemer. Transmission is met appellant een overeenkomst overeengekomen getiteld ‘vervoersovereenkomst wegvervoer’. Op 21 juli 2016 heeft er een incident plaatsgevonden op het depot van Transmission, waarbij appellant betrokken was. Appellant is geschorst en er is een onderzoek ingesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Transmission heeft er diverse keren over geklaagd dat de door appellant ingezette chauffeur niet aan de veiligheids- en kledingeisen van Transmission voldeed, niet goed met het aftekenapparaat werkte en niet alle zendingen realiseerde. Transmission heeft daarnaast aan appellant medegedeeld dat hij voor vervangende chauffeurs dient te zorgen bij uitval van een chauffeur. Op 1 september 2016 heeft Transmission de overeenkomst beëindigd op grond van wanprestatie omdat er, na afmelding van een chauffeur, wederom geen (vervangende) chauffeur was gemeld/aangeboden. Appellant heeft in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat er een arbeidsovereenkomst is ontstaan voor 40 uur per week en dat Transmission appellant ten onrechte heeft geschorst en de overeenkomst heeft ontbonden. De rechtbank heeft de vordering afgewezen en geoordeeld dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Appellant heeft hoger beroep ingesteld die ertoe strekt dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de vorderingen alsnog toewijst.
Oordeel
Het hof oordeelt dat niet is voldaan aan het element om de arbeid persoonlijk te verrichten en er derhalve geen arbeidsovereenkomst, maar een vervoersovereenkomst is gesloten. Volgens appellant is in de overeenkomst weliswaar opgenomen dat appellant verplicht is het vervoer door bekwaam personeel te laten verrichten, maar is volgens hem voldaan aan het vereiste van artikel 7:659 BW, waarin is bepaald dat de werknemer verplicht is de arbeid zelf te verrichten en zich alleen met toestemming van de werkgever door een derde kan laten vervangen. Het hof volgt appellant hierin niet. De afspraak dat een werknemer zich door een derde mag laten vervangen hoeft niet in de weg te staan aan het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dat ligt besloten in artikel 7:659 BW. Indien echter de vervangingsmogelijkheid zo ver gaat dat men zich in alle werkzaamheden mag laten vervangen, kan niet van een arbeidsovereenkomst worden gesproken. In dit geval was er in de overeenkomst helemaal geen verplichting opgenomen dat appellant de werkzaamheden zelf diende te verrichten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt appellant in de kosten van het geding.