Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18 oktober 2018
ECLI:NL:RBROT:2018:9313
werkneemster/Stichting Ondersteuning Fractie PVV Rotterdam
Feiten
Op 16 april 2018 is De Stichting opgericht. De Stichting heeft drie bestuurders, te weten X., S. en M., in de functies van respectievelijk voorzitter, penningmeester en secretaris. Op grond van een arbeidsovereenkomst, gesloten tussen werkneemster en De Stichting, laatstgenoemde vertegenwoordigd door X., daartoe gevolmachtigd door S. en M., is werkneemster bij De Stichting in dienst getreden voor 32 uur per week van 1 juni 2018 tot 31 maart 2022. Daarbij is bepaald dat de eerste maand na indiensttreding geldt als proeftijd. Op 19 juni 2018 is deze arbeidsovereenkomst met werkneemster door X. namens De Stichting, onder verwijzing naar de proeftijd, wegens ongeschiktheid voor de functie per direct mondeling en schriftelijk opgezegd. Bij e-mailbericht van 29 juni 2018 heeft werkneemster de rechtsgeldigheid van de opzegging bestreden en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van haar werk. Werkneemster verzoekt onder meer loondoorbetaling en een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst nog steeds rechtsgeldig is.
Oordeel
De kantonrechter heeft vastgesteld dat De Stichting na daartoe deugdelijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting is verschenen en evenmin een verweerschrift heeft ingediend of anderszins blijk heeft gegeven zich te willen verweren tegen het verzoek van werkneemster. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, behoudens voor zover het verzoek de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst van werkneemster op 19 juni 2018 door X. namens De Stichting onder verwijzing naar de proeftijd wegens ongeschiktheid voor de functie per direct mondeling en schriftelijk is opgezegd. Vaststaat tevens dat De Stichting slechts vertegenwoordigd kan worden door het bestuur dan wel door ten minste twee bestuurders en dat van een volmacht aan X. of een bekrachtiging achteraf niet is gebleken. X. was dus niet bevoegd De Stichting ter zake van de ontslagaanzegging te vertegenwoordigen. De opzegging op 19 juni 2018 van X. sorteert dan ook geen rechtsgevolg en de arbeidsovereenkomst tussen partijen is blijven voortduren. Bij vernietiging van de opzegging – voor zover dat al aan de orde kan komen – heeft werkneemster geen belang. Dit verzoek wordt om deze reden afgewezen. De overige verzoeken komen voor toewijzing in aanmerking.