Naar boven ↑

Rechtspraak

Pedro Viejobueno Ibáñez c.s./Consejería de Educación de Castilla-La Mancha
Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 november 2018
ECLI:EU:C:2018:934

Pedro Viejobueno Ibáñez c.s./Consejería de Educación de Castilla-La Mancha

Raamovereenkomst bepaalde tijd staat niet in de weg aan een nationale regeling op grond waarvan een werkgever op de laatste dag van het schooljaar kan overgaan tot beëindiging van het dienstverband voor bepaalde tijd van leraren die voor één schooljaar zijn aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst, terwijl het dienstverband voor onbepaalde tijd van als ambtenaar in vaste dienst aangestelde leraren wordt voortgezet.

Feiten

Viejobueno Ibáñez is door de Dirección General de Recursos Humanos y Programación Educativa (directoraat-generaal personeelszaken en onderwijsprogramma’s) van het regionale ministerie aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst (funcionario interino) om tijdens het schooljaar 2011/2012 de post van leraar in het middelbaar onderwijs te bekleden aan het college Alonso Quijano te Esquivias (provincie Toledo, Spanje). De la Vara González is door die directie aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst om tijdens hetzelfde schooljaar de post van leraar in het beroepsonderwijs te bekleden in het centrum voor volwassenenonderwijs Campos del Záncara te San Clemente (provincie Cuenca, Spanje). Op 29 juni 2012, de laatste dag van het schooljaar, hebben de provinciale onderwijscoördinatoren van Toledo en Cuenca elk een besluit vastgesteld waarbij het dienstverband van Viejobueno Ibáñez respectievelijk de la Vara González vanaf die datum is beëindigd, met als opgave van reden de 'niet aan voorwaarden onderworpen beëindiging van het dienstverband van een ambtenaar met een aanstelling in tijdelijke dienst' respectievelijk de 'definitieve beëindiging van het dienstverband wegens een wijziging van de administratieve situatie'. In casu vraagt de verwijzende rechter zich af of het non-discriminatiebeginsel, zoals daaraan uitvoering en invulling wordt gegeven door clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, is geschonden omdat aan het einde van het schooljaar niet wordt overgegaan tot beëindiging van het dienstverband voor onbepaalde tijd van leraren die ambtenaar in vaste dienst zijn, zodat deze leraren – met name tijdens de jaarlijkse zomervakantie – hun aanstelling behouden, waardoor hun situatie zich onderscheidt van die van leerkrachten zoals Viejobueno Ibáñez en de la Vara González, die als ambtenaar in tijdelijke dienst zijn aangesteld in het kader van een dienstverband voor bepaalde tijd.

Oordeel

Het feit dat het dienstverband van leraren die ambtenaar in vaste dienst zijn, niet wordt beëindigd op de laatste dag van het schooljaar, of dat dit dienstverband niet wordt geschorst, is inherent aan de aard zelf van het dienstverband van deze werknemers. Het is immers de bedoeling dat zij een permanente betrekking bekleden, precies omdat zij zijn aangesteld in het kader van een dienstverband voor onbepaalde tijd. Zoals blijkt uit clausule 3, punt 1, van de raamovereenkomst, worden dienstverbanden voor bepaalde tijd, zoals dat van belanghebbenden, daarentegen gekenmerkt door het feit dat werkgever en werknemer bij de totstandkoming van het betreffende dienstverband zijn overeengekomen dat dit dienstverband eindigt wanneer objectief vastgestelde voorwaarden zijn vervuld, zoals het voltooien van een bepaalde taak, het intreden van een bepaalde gebeurtenis of het bereiken van een bepaald tijdstip (zie in die zin HvJ EU 5 juni 2018, C-574/16, Grupo Norte Facility, ECLI:EU:C:2018:390, r.o. 57, en HvJ EU 5 juni 2018, C-677/16, Montero Mateos, ECLI:EU:C:2018:393, r.o. 60). In casu staat het uitsluitend aan de verwijzende rechter om te beoordelen of de werkgever het dienstverband van belanghebbenden heeft beëindigd voordat was voldaan aan de voorwaarde die op objectieve wijze was vastgesteld door de partijen in het voor hem aanhangige geding. Indien dit het geval blijkt te zijn, zou deze omstandigheid geen door de raamovereenkomst verboden discriminatie vormen, maar wel een schending door de werkgever van de contractuele bepalingen waardoor dat dienstverband wordt geregeld. Deze schending zou in voorkomend geval kunnen worden bestraft overeenkomstig de toepasselijke nationale bepalingen. Aangezien de raamovereenkomst in beginsel de rechtmatigheid van zowel het gebruik van arbeidsverhoudingen voor onbepaalde tijd als het gebruik van arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd erkent en niet voorschrijft onder welke voorwaarden kan worden gebruikgemaakt van dergelijke arbeidsverhoudingen kan een verschil in behandeling zoals in het hoofdgeding aan de orde is, dat bestaat in het enkele feit dat een arbeidsverhouding voor bepaalde tijd op een bepaalde datum eindigt terwijl een arbeidsverhouding voor onbepaalde tijd op die datum niet wordt beëindigd, niet worden bestraft op grond van die raamovereenkomst. Aan deze beoordeling wordt niet afgedaan door het argument van de Europese Commissie dat de louter tijdelijke aard van de arbeidsverhouding geen 'objectieve reden' kan vormen die een verschil in behandeling kan rechtvaardigen in de zin van clausule 4, punt 1, van de raamovereenkomst. Wat ten slotte de omstandigheid betreft dat belanghebbenden de mogelijkheid is ontnomen om daadwerkelijk hun jaarlijkse vakantie op te nemen, dat zij geen vergoeding hebben ontvangen tijdens de maanden juli, augustus en september van 2012, en dat zij voor die maanden geen anciënniteit hebben verworven met het oog op de voortgang van hun loopbaan, zij opgemerkt dat deze omstandigheid slechts het rechtstreekse gevolg is van de beëindiging van hun dienstverband, die geen verschil in behandeling vormt dat krachtens de raamovereenkomst verboden is.

Voorts oordeelt het HvJ EU dat Richtlijn 2003/88/EG aldus moet worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale regeling op grond waarvan op de laatste dag van het schooljaar kan worden overgegaan tot beëindiging van het dienstverband voor bepaalde tijd van leraren die voor één schooljaar zijn aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst, ook al worden deze leraren daardoor hun dagen jaarlijkse zomervakantie met behoud van loon voor dat schooljaar ontnomen, op voorwaarde dat die leraren daarvoor een financiële vergoeding ontvangen.