Naar boven ↑

Rechtspraak

FNV/Van den Bosch, Silo-Tank
Hoge Raad, 23 november 2018
ECLI:NL:HR:2018:2174

FNV/Van den Bosch, Silo-Tank

Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over uitleg ‘op het grondgebied van een lidstaat’ Detacheringsrichtlijn in geval van grensoverschrijdend transport en het al dan niet autonome karakter van 'algemeen verbindend verklaarde cao'.

Feiten

Van den Bosch BV oefent een transportonderneming uit. Van den Bosch BV is lid van de Vereniging Goederenvervoer Nederland. Goederenvervoer Nederland heeft met FNV een cao Goederenvervoer afgesloten, laatstelijk per 1 januari 2012 (hierna: cao GN). De cao GN is niet algemeen verbindend verklaard. De cao GN heeft een looptijd tot en met 31 december 2013. Van den Bosch BV heeft verschillende zusterondernemingen in het buitenland, waaronder Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-Tank Kft. Van den Bosch BV, Van den Bosch Transporte GmbH en Silo-Tank Kft behoren tot hetzelfde concern. De Hongaarse chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst met Silo-Tank Kft gesloten. De Duitse chauffeurs hebben een arbeidsovereenkomst met Van den Bosch Transporte GmbH gesloten. De Nederlandse basisarbeidsvoorwaarden zoals neergelegd in de cao GN worden niet op de Hongaarse en Duitse chauffeurs toegepast. FNV stelt zich op het standpunt dat Van den Bosch op grond van de zogenoemde charterbepaling uit de cao GN, hetzij via de Detacheringsrichtlijn hetzij via toepasselijk recht (Rome I) gehouden is Nederlandse arbeidsvoorwaarden toe te passen. Het Hof Den Bosch heeft overwogen dat niet is voldaan aan 'ter beschikking stellen van personeel in Nederland', omdat ‘op het grondgebied’ naar (onder meer) ‘vanaf het grondgebied van één specifieke lidstaat voor diensten in alle overige lidstaten van de Unie’ geen recht doet aan de bedoeling van de richtlijn. Tegen dit oordeel keert FNV zich in cassatie.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt.

Uitleg 'op het grondgebied van een lidstaat' Detacheringsrichtlijn

FNV stelt de vraag aan de orde hoe het begrip ‘op het grondgebied van een lidstaat’ als bedoeld in artikel 1 leden 1 en 3 en artikel 2 lid 1 Detacheringsrichtlijn moet worden uitgelegd ingeval van internationaal wegvervoer, zoals in deze zaak aan de orde. Het hof heeft dit begrip aldus uitgelegd dat de werkzaamheden in elk geval overwegend op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat moeten worden uitgevoerd. FNV bepleit een ruimere uitleg van dit begrip: in haar visie is de Detacheringsrichtlijn reeds van toepassing indien de werkzaamheden op of vanuit het grondgebied van de desbetreffende lidstaat worden uitgevoerd. De uitleg van het hiervoor bedoelde begrip is bepalend voor de vraag of chauffeurs die werkzaam zijn in het internationaal wegvervoer, zoals in deze zaak aan de orde, onder het bereik van de Detacheringsrichtlijn vallen. Het stelsel van de Detacheringsrichtlijn moet worden bezien in samenhang met de voor internationale arbeidsovereenkomsten geldende verwijzingsregels van artikel 6 EVO en artikel 8 Verordening Rome I, en met de bepalingen inzake voorrangsregels van artikel 7 EVO en artikel 9 Verordening Rome I. Uit deze samenhang volgt echter niet zonder meer hoe artikel 1 leden 1 en 3 en artikel 2 lid 1 Detacheringsrichtlijn moeten worden uitgelegd. Zo is denkbaar dat het begrip ‘op het grondgebied van een lidstaat’ in de hiervoor genoemde bepalingen van de Detacheringsrichtlijn moet worden uitgelegd op een wijze die strookt met de uitleg die het HvJ EU (in zijn arrest van 15 maart 2011, zaak C-29/10, ECLI:EU:C:2011:151 (Koelzsch)) heeft gegeven aan artikel 6 lid 2, aanhef en onder a, EVO, en met de tekst van artikel 8 lid 2 Verordening Rome I, dat wil zeggen als ‘de lidstaat waar, of bij gebreke daarvan, van waaruit de werknemer ter uitvoering van de overeenkomst tijdelijk zijn arbeid verricht’. Ook is denkbaar dat artikel 1 leden 1 en 3 en artikel 2 lid 1 Detacheringsrichtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat sprake dient te zijn van een ‘nauwe band’ tussen de betrokken arbeidsovereenkomst en de desbetreffende lidstaat, en dat in dit verband moet zijn voldaan aan een minimum aantal aaneengesloten dagen per maand waarin de betrokken werknemer in de desbetreffende lidstaat zijn arbeid verricht, of aan andere voorwaarden. Daarnaast rijst in deze zaak de vraag of bij de uitleg van de hiervoor genoemde bepalingen van de Detacheringsrichtlijn betekenis toekomt, en zo ja welke, aan de omstandigheid dat de ondernemingen die de betrokken werknemers ter beschikking stellen (hier Van den Bosch Transporte en Silo-Tank), zijn gelieerd – in dit geval in concernverband – aan de onderneming waaraan die werknemers ter beschikking worden gesteld (hier Van den Bosch BV ). Richtinggevende rechtspraak van het HvJ EU over de hiervoor aan de orde gestelde vragen ontbreekt. Gelet hierop kan redelijkerwijs twijfel bestaan over de juiste uitleg van het begrip ‘op het grondgebied van een lidstaat’ als bedoeld in artikel 1 leden 1 en 3 en artikel 2 lid 1 Detacheringsrichtlijn. Daarom zal de Hoge Raad hierover prejudiciële vragen aan het HvJ EU stellen.

Uitleg begrip 'algemeen verbindend verklaarde cao': autonoom of nationaal?

Van den Bosch voert aan dat het hof heeft miskend dat op grond van artikel 3 lid 1 Detacheringsrichtlijn voor een buitenlandse dienstenverrichter slechts arbeidsvoorwaarden verplicht kunnen worden gesteld die zijn vastgelegd in een cao die algemeen verbindend is verklaard. De cao GN voldoet niet aan die voorwaarde, aldus het onderdeel. Deze klacht en het daardoor bestreden oordeel van het hof moeten worden begrepen tegen de achtergrond van het verweer van Van den Bosch dat artikel 44 cao GN nietig is omdat de daaruit voortvloeiende verplichting voor Van den Bosch een ongeoorloofde belemmering vormt van de vrijheid van dienstverrichting (art. 56 VWEU). Het hof heeft overwogen dat het in beginsel de opvatting van Van den Bosch c.s. deelt dat, indien een verplichting als bedoeld in artikel 44 cao GN uitsluitend is opgenomen in een niet algemeen verbindend verklaarde cao, sprake is van een ongeoorloofde belemmering van de vrijheid van dienstverrichting (r.o. 3.14.2). Nu echter de cao Beroepsgoederenvervoer wel algemeen verbindend is verklaard, de beide cao’s vrijwel gelijkluidend zijn, en Van den Bosch vrijstelling heeft gekregen van de toepasselijkheid van de cao Beroepsgoederenvervoer op de grond dat zij viel onder de cao GN, moet de situatie materieel op één lijn worden gesteld met het geval dat de cao GN wel algemeen verbindend zou zijn verklaard. In het arrest van het HvJ EU van 3 april 2008, zaak C-346/06, ECLI:EU:C:2008:189 (Rüffert) kan een aanwijzing worden gevonden dat het in artikel 3 leden 1 en 8 Detacheringsrichtlijn gaat om een autonoom Unierechtelijk begrip. In punt 26 van dat arrest stelde het HvJ EU eerst vast dat de betrokken cao naar Duits recht niet algemeen verbindend was verklaard, en achtte het HvJ EU vervolgens van belang of die cao 'toch als algemeen verbindend in de zin van artikel 3, lid 1, eerste alinea, tweede streepje, van richtlijn 96/71 juncto lid 8, eerste alinea, van dit artikel zou kunnen worden beschouwd'. Gelet op het voorgaande kan redelijkerwijs twijfel bestaan over de wijze waarop het begrip ‘algemeen verbindend verklaard’ als bedoeld in artikel 3 leden 1 en 8 Detacheringsrichtlijn moet worden uitgelegd. De Hoge Raad zal ook hierover een prejudiciële vraag aan het HvJ EU voorleggen.