Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/werkgever
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 11 oktober 2018
ECLI:NL:RBLIM:2018:9782

werknemers/werkgever

Werknemers vorderen in kort geding om een financieel deskundige te benoemen om de loonaanspraken vast te stellen. De kantonrechter oordeelt dat het benoemen van een deskundige niet als ordemaatregel kan worden aangemerkt, tenzij alle partijen voorafgaand aan de benoeming van de deskundige zouden verklaren zich te conformeren aan de uitkomst van de bevindingen van de deskundige. Vordering wordt afgewezen.

Feiten

Drie werknemers zijn in dienst bij werkgever in de functie van fysiotherapeut. In de arbeidsovereenkomsten van werknemers is een basissalaris en een variabel salaris opgenomen. Werknemers stellen dat werkgever het aan hun toekomende salaris niet op juiste wijze heeft berekend en dat werkgever ten onrechte een aantal opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen niet heeft uitbetaald. Werknemers vorderen primair om een financieel deskundige te benoemen die hun loonaanspraken vast kan stellen. Daarnaast vorderen zij onder meer dat werkgever hiertoe medewerking moet verlenen en alle relevante gegevens moet verstrekken. Daarnaast vorderen zij schorsing van het concurrentiebeding. Werkgever voert primair het verweer dat werknemers niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen, omdat zij ‘gedaagde sub 4’, met wie de arbeidsovereenkomsten zijn gesloten, te laat hebben gedagvaard. Daarnaast betwist werkgever dat sprake is van achterstallig loon, dan wel dat het loon op onjuiste wijze is berekend. Tot slot stellen zij dat geen sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van werknemers.

Oordeel

Allereerst oordeelt de kantonrechter dat werknemers ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Vervolgens gaat de kantonrechter over op de beoordeling of sprake is van een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Het kort geding is erop gericht om een ordemaatregel te verkrijgen. De vordering van werknemers tot benoeming van een deskundige kan niet als ordemaatregel worden aangemerkt. Dat zou slechts anders kunnen zijn als alle partijen voorafgaand aan de benoeming van de deskundige zouden verklaren zich te conformeren aan de uitkomst van de bevindingen van de deskundige. Dat is hier niet het geval. Mede van belang is verder dat werknemers de mogelijkheid hebben een verzoek als bedoeld in artikel 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in te dienen en deze procedure met meer waarborgen is omkleed dan de enkele kale benoeming van een deskundige bij kort geding. Met betrekking tot het concurrentiebeding heeft werkgever toegezegd dat hij de werknemers die niet meer bij hem in dienst zijn niet zal houden aan het concurrentiebeding. De werknemer die nog wel in dienst is, heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende belang bij de gevorderde schorsing. De overige vorderingen van werknemers zijn onlosmakelijk verbonden met het vaststellen van de loonaanspraken door een deskundige, zodat deze vorderingen. Nu de benoeming van een deskundige wordt afgewezen zullen de overige vorderingen derhalve eveneens worden afgewezen.